Ontwikkelingsstadium bij die diervormen, welke een metamorphose of gedaanteverwisseling doormaken. Het larvale stadium begint, wanneer het jonge dier het ei verlaten heeft en een zelfstandige levenswijze gaat aannemen. De graad van ontwikkeling, welke de l. bij het verlaten van het ei bezit, houdt vooral verband met de levenswijze, welke zij te voeren heeft, en de omgeving, waarin zij moet leven.
Die vormen, welke hun voedsel in de omgeving moeten gaan zoeken, zijn hooger ontwikkeld dan die, welke onmiddellijk door het voedsel zijn omgeven, en dit des te meer naarmate het milieu, waarin zij moeten verkeeren, hoogere eischen stelt. Zoo staat bijv. de l. van den meikever, „engerling”, die gravend zijn voedsel moet zoeken, op een hooger ontwikkelingsniveau dan de l. der vleeschvlieg, „made”, die rondom in het voedsel ligt. Onder de gewervelde dieren treft men bij amphibieën en sommige visschen een larvaal stadium aan, dat door geleidelijke omvormingen in lichaamsbouw en levenswijze gaat gelijken op het volwassen dier. Ook bij sommige insecten, o.a. bij de rechtvleugeligen, en bij vele andere ongewervelde dieren heeft een geleidelijke omvorming tot het volwassen stadium plaats (hemimetabolen).
Bij de meeste insecten echter vindt men, dat het larvale stadium afgesloten wordt door een uiterlijken rusttoestand (popstadium), tijdens welken de omvorming tot volwassen dier (imago) plaats heeft (holometabolen). Zie ook ➝ Metamorphose.Willems.