Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Languedoc

betekenis & definitie

1° Voormalig Zuid-Fransch landschap met als hoofdstad Toulouse.

2° Laugue d’oc, in de middeleeuwen de naam voor de Z. Fransche of Provençaalsche taal, in tegenstelling met de langue d’oïl of N. Fransche taal. Deze namen zijn gegeven, omdat in de langue d’oc voor het woord ja: oc (Lat. hoc = dit) in gebruik was en in de langue d’oïl: oïl (at. hoc illud = dit dat). Uit dit oïl ontstond later oui. De naam dateert uit de 13e eeuw. In engeren zin wordt het woord gebruikt voor het Fransche (Provençaalsche) dialect rond Toulouse. Zie de kaart Frankrijk: talen en dialecten, dl. XI t/o kol. 66.

Met de taalgrens van L. viel ongeveer samen de grens tusschen het pays de droit écrit en het pays de ➝ droit coutumier.

< >