(beteekent etymologisch: taal van het land). In Noorwegen spreekt men drie talen. Het Deensch, met eenige aanpassingen, aan het Noorweegsch, was voor kort alleen de beschaafde spreek- en schrijftaal (riksmaal).
Daarnaast bestaan de Noorweegsche dialecten en daarnaast de l., d.i. een gemeenschappelijke verkeerstaal, die op de Noorsche dialecten berust en sinds 1907 dezelfde officieele rechten als de riksmaal heeft. Schepper van de l. is Ivar Aasen (1853). Hem volgden o.a.
Janson, Garborg. enz. De l. wint steeds meer veld, zij wordt vooral in het W. en Z. gesproken, de riksmaal in het O. en de steden. De l. is puristisch.Lit.: A. Meillet, Les langues dans l'Europe nouvelle (21928).
Weijnen.