1° (meetk.) Twee lijnen, die loodrecht op elkaar staan, verdeelen het vlak in vier kwadranten. In de goniometrie spreekt men van hoeken, die in het le, 2e, 3e of 4e k. liggen, als zij resp. tusschen 0° en 90°, 90° en 180°, 180° en 270° of 270° en 360° liggen; voor fig. zie → Goniometrie. Ook een cirkelsector met een middelpuntshoek van 90° noemt men een kwadrant. v.
Kol2° (Sterrenk.) → Muurkwadrant.