De k. stelt een van de gewichtigste en moeilijkste problemen van de aesthetiek. In tegenstelling met ongeordende chaos, is de k. de eenheid in de aanschouwing en in het aanschouwde; in tegenstelling met het materiaal van de zinnelijk waargenomen deelen, is de k. de bijzondere wijze van hun verbondenheid in een bepaald geheel dank zij bepaalde relaties (Herbart); in tegenstelling met den inhoud, d.w.z. met al, wat vóór het totstandkomen van het kunstwerk aanleiding er toe geeft, is de k. de eigenaardige wijze, waarop al wat tot het kunstwerk samengewerkt heeft, uiteindelijk verschijnt; wanneer in wat de voltooiing voorafgaat, nadruk wordt gelegd op de indrukken, valt de k. samen met de uitdrukking, d.i. met de geestelijke omschepping van de indrukken door den geest (Croce); valt, onder de indrukken, de klemtoon op de idee, d.w.z. op het zinnelijk-symbolisch voorgesteld begrip, dan is de k. het zinnelijk verschijnen van de idee in de stof (Kegel).
Lit.: K. S. Laurila, Streitfragen der Aesthetik. Der Streit um Form und Inhalt in der Aesthetik (Helsingfors 1934). De Bruyne