Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Kunstharsen

betekenis & definitie

Kunstharsen heeten stoffen, die voor harsen kenmerkende eigenschappen bezitten en vnl. uit laagmoleculaire niet-harsen zijn bereid. Het is juister te spreken van stoffen in harsachtigen toestand, want een hars wordt gekenmerkt door physische eigenschappen, bijv. dikvloeibaar tot vast, meer of minder verweekbaar en geen kristallisatieneiging. Chemisch vertoonen de kunstharsen nóch met elkaar, nóch met de natuurlijke harsen overeenkomst.

Men kan den harsachtigen toestand opvatten als een onderkoelde smelt of vloeistof. De kunstharsvorming is doorgaans een gelijktijdige condensatie en polymerisatie tot hoogmoleculaire verbindingen. Slechts sommige der bekende verharsingen leveren technisch bruikbare producten.

De kunstharsen hebben op de natuurlijke harsen vóór, dat zij steeds dezelfde eigenschappen hebben en dat deze beter aan de technische eischen kunnen worden aangepast.Men onderscheidt k. in de volgende groepen:

1° Phenoplasten, k. uit phenolen en aldehyden, vnl. formaldehyde, bereid. Technisch belangrijk zijn de condensatieproducten, die door inwerking van basische condensatiemiddelen ontstaan en → bakeliet heeten, naar den uitvinder L. H. Baekeland. Voor de vervaardiging van allerlei gebruiksvoorwerpen mengt men k. doorgaans met vulmiddelen, zoowel voor prijsverlaging als voor beïnvloeding van de physische eigenschappen. Als zoodanig dienen asbest, klei, graphiet, stijfsel, papier, glimmer, zand, gips, metaalpoeder en vooral zaagsel. De handelsproducten worden door phantasienamen aangeduid, bijv. Juveliet, Redmanol, Troliet e.d. Gesulfoneerd dient resol als kunstlooistof. Ook gebruikt men ze als plakmiddel, bijv. van glimmer of papier, en voor de vervaardiging van geruischloozc tandwielen, zuurvaste bekleeding (→ Ilaveg) en electrisch isolatiemateriaal. Vgl. → Novolak; Albertolen. Door condensatie van furfural met phenol ontstaat furfurol-(furfural-)hars, een gekleurde kunsthars, die gebruikt wordt i.p.v. eboniet.
2° Aminoplasten, k. uit ureum en aldehyde, meest formaldehyde, dat als kunstglas dienst doet (Pollopas).
3° Glyptalen, k. uit polyalcoholen (meest glycerine) en meerbasische zuren (vooral phtaalzuur).

Van minder beteekenis zijn de overige soorten: butadieen-, cumaron- en indeen-kunsthars, uit de desbetreffende koolwaterstoffen bereid. In de techniek verkrijgen de kunstharsen steeds grootere beteekenis, zoodat hun productie vlg. J. Scheiber omstreeks 1934 op 20 000 ton per jaar geschat kon worden.

Lit.: C. Ellis, Synthetic resins and their plastics (1923); The chemistry of synthetic Resins (New York 1935); J. Scheiber en K. Sändig, Die Künstlichen Harze (1929); J. Scheiber, Kunststoffe (Leipzig 1934). Tellegen

< >