Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Kunst (zin)

betekenis & definitie

In den breedsten zin: eigenschap van iets te kunnen, te vermogen; in de engere beteekenis; bekwaamheid om doelmatig-bewust een uitwendig, stoffelijk voorwerp (kunstwerk) voort te brengen. De nuttige kunsten scheppen voorwerpen omwille van hun bruikbaarheid, de schoone kunsten doen vormen ontstaan om door deze, onmiddellijk, gelijk welke waarden te doen aanvoelen. Schoone k. is inhoudskunst, wanneer de waarden betrekking hebben op de lagere of hoogere strevingen, gericht naar de werkelijkheid (bijv. religieuze, sexueele): inhoudskunst drukt het leven uit.

Schoone k. is vormkunst, wanneer de voorgestelde waarde zuiver → aesthetisch en slechts voor het aanschouwend genieten bestemd is. Zuivere vormkunst (absolute k.) drukt alleen liet aesthetisch te genieten scheppen uit, dat als dusdanig, afgezien van alle andere levensdoeleinden, zuivere gewaarwordingen tot harmonische geheelen verbindt (bijv. zuivere muziek).De schoone k. worden ingedeeld volgens de stof (kleur, lijn, reliëf, enz.); volgens de verstoffelijkte waarden (zuivere k. en inhoudskunst); volgens de wijze, waarop de waarde voorgesteld wordt (bijv. expressionistisch, idealistisch enz.); volgens de betrekkingen tot de psyche van kunstenaar en kunstminnaar (bijv. → apollinische k.).

Als vormgeving is de k. ontstaan uit de neiging naar uitdrukking en uit de behoefte aan nuttige voorwerpen, beide algemeen-menschelijk. Het zuiver aesthetische zal waarschijnlijk eerst later in de evolutie betracht zijn geweest (→ ornamentiek: parallelle lijnen op Mousteriaansche voorwerpen?). Als levensuiting schijnt de k. vooreerst religieus geweest te zijn.

De k. is van groote beteekenis voor den mensch (individu en gemeenschap). Aesthetisch aangevoeld ontwikkelt zij het leven van den geest, maar stelt aan gevaren bloot (→ Aesthetisme). Als uitdrukking van het leven (inhoudskunst) werkt zij terug op den volledigen mensch en is dus ook voor de zedelijkheid beteekenisvol. De Bruyne Kunst is geen regeeringszaak, het antwoord, dat minister Thorbecke zou gegeven hebben op de opmerking van De Brauw bij de behandeling van het adres van antwoord op de troonrede van 1862. Het blijkt echter, dat Thorbecke in de Tweede-Kamerzitting van 26 Nov. van dat jaar gezegd heeft: De Regeering is geen oordeelaar van wetenschap en kunst (Parlementaire Redevoeringen, 3, 136). Brouwer

< >