I. De Kruiswegoefening bestaat in het overwegen van den Lijdensweg des Heeren, terwijl men zich langs de 14 staties begeeft. Bij gemeenschappelijke oefening is het voldoende, dat de priester (met misdienaars) van statie tot statie gaat.
Het wezen der oefening bestaat in de overweging. Mondgebeden zijn niet voorgeschreven en niet noodzakelijk, ook niet de Onze Vaders en Wees Gegroeten na den Kruisweg. Ze zijn echter nuttig en aanbevelenswaardig.
Over den oorsprong der devotie en de vaststelling der 14 staties, zie onder Kruiswegstaties.Oprichting. De Franciscanen, als bewakers der H. Plaatsen sinds de 13e eeuw, hebben van den H. Stoel het recht ontvangen, overal de Kruiswegen canonisch op te richten. Dit recht hebben overigens de kardinalen en bisschoppen. Andere priesters kruinen het als privilege verkrijgen van de H. Penitentiarie.
De Kruisweg wordt dus in den regel opgericht door een kloosteroverste der Franciscanen of een door hem aangewezen onderdaan. Vereischt is (op nietexempte plaatsen) schriftelijke toestemming van den bisschop na schriftelijke aanvrage (en dus toestemming) van de overheid van kerk, kapel of andere plaats, schriftelijke toestemming van den pastoor der parochie (behalve voor kloosters of gestichten, die buiten zijn jurisdictie vallen). De oprichting bestaat in de wijding van 14 houten kruisjes (ook bij beschilderen of vergulden moet het hout herkenbaar blijven), waarna deze onmiddellijk ter bestemde plaatse worden aangebracht. Geschilderde of gebeeldhouwde voorstellingen kunnen tevens worden gezegend, maar zij behooren niet tot het wezen van den Kruisweg.
Aflaten.
Wegens de verwarrende onzekerheid, die er hieromtrent bestond, heeft paus Pius XI alle bestaande aflaten opgeheven en door de H. Penitentiarie 20 Oct. 1931 het volgende laten verklaren. Men kan verdienen: 1° een vollen aflaat voor iedere Kruiswegoefening; 2° een tweeden vollen aflaat, als men op den dag, dat de Kruisweg gebeden wordt, tevens communiceert, of wanneer men tienmaal den Kruisweg gedaan heeft en dan binnen een maand communiceert; 3° voor iedere statie een aflaat van tien jaar en tien quadragenen, als men om een goede reden de oefening afbreekt. Wanneer men ziek of op andere wijze verhinderd is, kan men dezelfde aflaten verdienen door het bidden van 20 Onze Vaders, Wees Gegroeten en Eere zij den Vader, enz. Ernstige zieken konden vroeger volstaan met godvruchtig het kruisje te beschouwen, waaraan de Kruiswegaflaten verleend zijn en een kort gebed of schietgebed te verrichten. Tegenwoordig is in dat geval geen enkel mondgebed noodig.
Lit.: P. v. Leusden O.F.M., in De Kloosterling (1932-’34); Sleutjes-Kurtscheid O.F.M., Instructio de stationibus S. Viae Crucis (1927) ; H. Beijersbergen S.J., in Ned. Kath. Stemmen (XXXII 1932).
II. Kruiswegstaties
A) Ontstaan en ontwikkeling.
De H. Plaatsen werden vurig vereerd, sinds Constantijn en zijn moeder Helena daar kerken hadden gebouwd. Reeds in de 4e eeuw reisden pelgrims uit Gallië naar Jerusalem. Weldra werden daar kloosters opgericht (S. Sabbas, S. Hieronymus, Rufinus, S.
Melania). De pelgrimstochten namen toe, vooral sinds de Kruistochten. S. Franciscus kwam er, na vergeefs in Egypte den marteldood te hebben gezocht, en van dan af hebben zijn zonen door alle eeuwen heen de H. Plaatsen bewaakt en voor de vereering geijverd. Toch is de Kruiswegoefening, zooals wij die kennen, niet in Jerusalem ontstaan, maar in onze streken.
Wel legde men sinds de 14e eeuw na den nachtdienst in de H. Grafkerk den Kruisweg in omgekeerde richting af tot het paleis van Pilatus. Reeds in de 5e eeuw zou S. Petronius in Bologna een soort staties hebben opgericht. In 1393 deden dit twee Augustijnen in Fabriano en in 1420 de Z. Alvarez O.P. in Cordova, maar dat was nog niet onze tegenwoordige Kruisweg.
Dezen vinden we voor het eerst (zij het nog niet geheel op dezelfde wijze) in geschriften van den Carmeliet Jan van Paesschen en van Christiaan van Adrichem (Adrichomius, ✝ 1585). Ofschoon geen van beiden in Palestina zijn geweest, en zij eenigszins afwijken van de plaatselijke traditie, is hun voorstelling, na eenige wijziging in aantal en volgorde der staties, algemeen aanvaard [zie onder, sub B (Iconographie)]. Hieruit volgt nog niet, dat van toen af overal, gemeenschappelijk of privatim de Kruisweg werd gebeden, zooals wij dat heden doen. De Franciscanen in Jerusalem volgden echter voortaan met hun geloovigen den Kruisweg in de juiste richting en hun medebroeders in Italië en elders in Europa werden de voornaamste verspreiders van deze godvruchtige oefening. Vooral moet hier genoemd worden de H. Leonardus van Portu Mauritio, die 572 Kruiswegen heeft opgericht, o.a. een in het Colosseum. De door hem opgestelde gebeden voor elke statie worden nog geregeld gebruikt.
Wat de historiciteit der 14 staties betreft: dat Christus driemaal zou gevallen zijn en zijn H. Moeder op den Kruisweg zou ontmoet hebben, staat niet in het Evangelie. Het is echter zeer wel mogelijk. De ontmoeting met Veronica is een late legende. De overige staties zijn volkomen in overeenstemming met het Evangelie. Of de staties in Jerusalem zuiver op de historische plaats zijn aangebracht, is een veelomstreden vraag.
Lit.: in Lex. Theol. Kirche (VI 1934); M. Bihl O.F.M., in Archiv. Francisc. Hist. (I 1908).
Franses
B) Iconographie.
In de kunst ziet men eerst sedert de 15e eeuw het gebruik ontstaan, de rustplaatsen (7, 8 of 9 staties) van Christus op den weg van den Olijfberg naar den Calvarieberg door voorstellingen uit den Lijdensweg uit te beelden: Cordova (1420), Neurenberg (door Adam ➝ Krafft, 1490-1508), Elburgen (vóór 1504), Leuven (1520), Nijmegen (voor 1581), Mechelen, Vilvoorde e.a. Grooten invloed had hierop in de Nederlanden een handschrift van St. Truiden (15e eeuw; met 12 staties), een werkje van Bethlem (1518; met 7 staties), terwijl Jan van Paesschen (✝ 1532) de verspreiding van den K. in 14 staties schijnt ingevoerd te hebben, alsook Christiaan van ➝ Adrichem (✝ 1585). Bekende Kruiswegstaties zijn die van T. Riemenschneider, M. Schongauer, A.
Dürer, Tiepolo; in den modernen tijd: Overbeck, Steinle, Beuroner School, Feuerstein, Fugel, e.a. Bekend zijn verder in de Nederlanden: Windhausen, Toorop, Verschuuren, Servaes e.a..
Lit.: M. Meertens, De godsvrucht in de Nederlanden (II 1931, 96); Lex. f. Theol. u. Kirche (VI).
p. Gerlachus
III. Kruisweggenootschappen bevorderen de geregelde oefening van den Kruisweg. Reeds S. Leonardus van Portu Mauritio heeft zulk een broederschap opgericht. Een andere ontstond in Bordeaux, heeft haar hoofdzetel sinds 1884 in de Ara Coeli te Rome, werd in 1917 opnieuw goedgekeurd. Het Genootschap van den levenden Kruisweg werd in 1901 goedgekeurd.
Het staat onder de rechtsmacht der Franciscanen. Het bestaat uit afdeelingen van 14 personen, van wie ieder dagelijks één statie overweegt en driemaal Onze Vader, Wees Gegroet en Eere zij den Vader bidt. Decreet van goedkeuring en af laten in Ned. Ivath. Stemmen (11901).
Franses.