Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Krüger

betekenis & definitie

1° Joannes Baptista, geschiedschrijver. * 20 Juni 1799 te Roosendaal, ✝ 16 Jan. 1879 te Hoogerheide. Priester gewijd te Mechelen in 1823, achtereenvolgens werkzaam te Fijnaart, Wouw, Sluis en Hoogerheide; in laatstgenoemde plaats pastoor vanaf 1844.

Werk: Kerkel. Gesch. v. h. bisd. v. Breda (4 dln. 1872-’78).

2° Johann, → Krieger.
3° Stephanus Johannes Paulus („Oom Paul”) president van de Zuid-Afrikaansche Republiek. * 10 Oct. 1825 in het district Colesberg, ✝ 14 Juli 1904 te Clarens in Zwitserland. Als kind van tien jaren volgde hij zijn vader, Kasper Jan Hendrik K., op den Grooten Trek, nam deel aan de strafexpeditie tegen Dingaan (1837), trok in 1839 de Transvaal binnen en vestigde zich 1842 in het district Rustenburg, waar de jonge man diepe godsdienstige indrukken ontving, die zijn leven stempelden. Hij had weinig schoolonderricht genoten, maar de Bijbel werd zijn getrouwe gids; verder heeft het trekkend leven te midden van wilde menschen en dieren hem moed en zelfbeheersching geleerd. Zijn karakter won hem de achting en het vertrouwen zijner landgenooten: in 1845 werd hij veldkornet, in 1864 commandant-generaal en in 1874 vice-president. In 1864 werd hij afgevaardigd naar Londen om te protesteeren tegen de annexatie van Transvaal door sir Theophilus Shepstone. In 1880-’8l was hij lid van het driemanschap (met Joubert en Pretorius); in 1883 volgde zijn verkiezing tot president der Z.Afr. Republiek, als hoedanig hij herkozen is in 1888, ’93 en ’98. In 1883 werd hij afgevaardigd naar Londen om een herziening te verkrijgen van het verdrag van 1881.

Na de ontdekking der goudmijnen was de heb- en heerschzucht der Engelschen opgewekt; de economische omwenteling in het land stelde de hoogste eischen aan de staatsmanskunst van K., die met gezond verstand en vooruitzienden blik en de medewerking van bekwame Nederlanders een verstandig en vooruitstrevend beheer voerde en gelijken tred hield met de nieuwe ontwikkeling. Een nationaal onderwijsstelsel werd gevestigd, verkeers- en spoorwegen aangelegd en de verworven welvaart in het belang des volks aangewend. Kloek en wijs handelde K. in het geval van den strooptocht van → Jameson (1896), maar was niet opgewassen tegen de list en het geweld van Rhodes, Chamberlain en Milner. Hij sloot een aanvallend en verdedigend verbond met den Oranje-Vrijstaat onder pres. Steyn, maar verloor den tweeden Vrijheidsoorlog (1899-1902). In Oct. 1900 week hij uit op het Ned. oorlogsschip Gelderland, ter beschikking gesteld door koningin Wilhelmina; de sympathie der groote volken stuitte af op den onwil of de onmacht hunner regeerders.

Hij vertoefde o.a. te Hilversum en berustte in de bepalingen van den Vrede van Vereeniging (1902). Twee winters bracht hij door te Mentone en stierf te Clarens; op 16 Dec. 1904 werd hij begraven te Pretoria. Voor het autogram van K. Lit.: F. Rompel, Gedenkschriften van P.K. (1902); J. D. Kestell en D.

E. van Velden, Vredesonderhandelingen (Pretoria 1909); J. F. van Oordt, Opkomst van de Afr. Rep. (1898); Scohle en Abercromby, Rise and Fall of Krugerism (1900); Statkahr, P. K. and his Times (1898); P. R. Botha, Die Staatk. ontwikkeling van die S.

A. Republiek (1926). Besselaar.

< >