in Ned.-Indië gebruikt wapen, in het bijzonder op Java, Madoera, Bali, Lombok en Zuid-Celebes. Het is over de geheele lengte tweesnijdend, met vlak onder het heft een eigenaardige verbreeding. Het lemmet is soms recht, soms met een bepaald aantal bochten.
Bij de oudste k. vormen heft en lemmet één geheel, bij de latere wordt het heft later aangezet en bestaat het uit goud, zilver, hout, ivoor, enz.Volgens de legende werd de eerste k. gesmeed door empoe Sombro, die zijn knie als aambeeld, zijn vingers als smidswerktuigen gebruikte. Vandaar op sommige k. vijf deuken op het lemmet, de afdrukken van de vingers van empoe Sombro. Deze uit één stuk gesmede ijzeren wapens met een menschfiguur als heft heeten bij de Javanen „kris Mòdjò-Pait” en staan in hoog aanzien.
Was vroeger het dragen van een k. als men uitging regel vrijwel zonder uitzondering, dit begint nu sterk te verminderen. Toch zal elke Javaan bij plechtige gelegenheden nog steeds een k. achter in zijn buikband dragen, al is ook van het schenken van een k. door den vader aan zijn zoon, zoodra hij 15 à 16 jaar geworden is, als het ware als meerderjarig-verklaring, geen sprake meer. Aan het dragen van zelfs zeer eenvoudig versierde k. zijn in de Vorstenlanden op Java nog allerlei beperkingen opgelegd en in de kratons wordt tegen inbreuk daarop streng gelet.Vele k. worden nog als → poesaka in de Javaansche woningen aangetroffen. Evenals aan alle wapens, wordt ook aan de k. door de bevolking magische kracht toegeschreven. Olthof