Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Krankzinnige

betekenis & definitie

(Ned. Recht) De krankzinnige heeft, evenals de minderjarige, behoefte aan vertegenwoordiging en bescherming. In de wet vindt men zelden den k. zelf, doch veelal de curateele genoemd als reden van onbekwaamheid tot de handelingen of bevoegdheid tot betrekkingen.

Doordat de wet veronderstelt, dat iedere k. onder curateele staat, is de rechtstoestand van den niet onder curateele gestelden k. zeer dubieus en vormt de geldigheid zijner rechtshandelingen een betwist punt.De meerderjarige, die zich in een voortdurenden staat van krankzinnigheid bevindt, kan onder ➝ curateele gesteld worden. De curateele wordt verzocht door den echtgenoot, de bloedverwanten in de rechte linie, die in de zijlinie in den 4en graad en door het Openbaar Ministerie (dat daartoe verplicht is ingeval van razernij) aan de arrondissementsrechtbank van de woonplaats van dengene, wiens curateele het geldt. Het vonnis op een de feiten behelzend verzoekschrift kan eerst door de rechtbank in een openbare terechtzitting worden uitgesproken, behoudens hooger beroep, na verhoor of behoorlijke oproeping van den echtgenoot, bloed- of aanverwanten en van partijen; het geschiedt op de conclusiën van het O.M. De rechtbank kan als tijdelijke maatregel voor de uitspraak van het vonnis een provisioneelen bewindvoerder benoemen, die enkel gerechtigd is daden van zuiver beheer te stellen, tenzij hij voor daden van beschikking, procedeeren, machtiging verkrijgt van den kantonrechter. De curateele vangt aan te werken op den dag, dat het vonnis of arrest is uitgesproken; de meerderjarige (curandus) wordt hiermede in een afhankelijke positie geplaatst en feitelijk met een minderjarige gelijkgesteld; alle door hem verrichte handelingen, waardoor hij krachtens eigen wil eigen rechtstoestand bepaalt, zijn nietig. Zoo kan de curandus geen natuurlijk kind erkennen; tot het maken van een geldig testament is hij evenmin bevoegd; ook procedeeren is den curandus niet geoorloofd (art. 254 2° Rv. en art. 165 B.W.).

Het huwelijk van den onder curateele gestelde kan worden nietig verklaard (art. 143 B.W.). Aansprakelijkheid van den k. voor de gevolgen van zijn onrechtmatige daden kan niet worden aangenomen, omdat schuld ontbreekt. Strafbaar is hij volgens art. 37 evenmin wegens het plegen van een strafbaar feit; de rechter kan in dat geval zijn opneming in een krankzinnigengesticht gelasten gedurende een proeftijd van max. een jaar. Na de uitspraak der curateele kan de nietigheid, ook van handelingen, vóór dien verricht, worden ingeroepen, indien de oorzaak der curateele blijkbaar bestond in den tijd, waarin de handelingen verricht werden (art. 501 B.W.).

Op grond van krankzinnigheid, buiten curateele om, kan de geldigheid van iedere handeling worden betwist, welke als wilsuiting rechtens van belang is. Dan moet echter bewezen worden, dat op het oogenblik van de handeling krankzinnigheid aanwezig was. Het verschil tusschen deze nietigheid en de vorige (art. 501 B.W.) is dus dat men daar volstaan kan met het bewijs der krankzinnigheid in het tijdvak van de handeling, hier haar bestaan op het oogenblik zelf dier handeling moet worden aangetoond.

Na iemands dood kunnen op grond van krankzinnigheid zijn handelingen niet meer worden betwist, tenzij het betreft een uiterste wilsbeschikking, of de curateele voor zijn overlijden is aangevraagd, of het bewijs der kwaal uit de handeling zelf voortvloeit (art. 502 B.W.).De curateele eindigt door den dood van den onder curateele gestelde of door opheffing der curateele wegens het ophouden der oorzaak (art. 516). Witteman.

Belg. Recht De geestesziekten, die in het Belg. recht aanleiding geven tot een min of meer uitgestrekte wettelijke onbekwaamheid, zijn: de krankzinnigheid (démence) en haar acute vorm, razernij (fureur); de onnoozelheid (imbécilité) en de verkwisting (prodigalité).

Het burgerlijk recht kent twee vormen van bescherming: de ontzetting of interdictie door den rechter, en den bijstand. Naast deze twee vormen van bescherming, die behooren tot het burgerlijk recht, bestaat nog een derde beschermingsvorm, die echter meer behoort tot het administratief recht, nl. de interneering in een ➝ krankzinnigengesticht.

Hier wordt gehandeld over de eerste twee vormen.

a) De ontzetting.

De meerderjarige, die zich in een gewonen staat van onnoozelheid, krankzinnigheid of razernij bevindt, moet ontzet worden, zelfs wanneer er zich in dien staat heldere tusschenpoozen voordoen (B.W. art. 489). De ontzetting kan gevraagd worden door den echtgenoot van den krankzinnige, door elk van zijn bloedverwanten, alsook door den procureur des konings (art. 490). De vordering tot ontzetting wordt gebracht voor de rechtbank van eersten aanleg (art. 492), die de bijeenroeping beveelt van den familieraad (art. 494). ➝ Voogdij. Na het advies van dien raad wordt de verweerder in de raadskamer ondervraagd (art. 496) en wordt desnoods een voorloopig bewindvoerder aangesteld voor den duur van het proces (art. 497). Wanneer een vonnis, dat kracht van gewijsde heeft, de ontzetting uitspreekt (niet onder curateele-stelling, zooals in het Ned. recht) wordt in de benoeming voorzien van een voogd en van een toezienden voogd (art. 505). ➝ Voogdij. De ontzette persoon staat gelijk met den minderjarige, wat betreft zijn persoon en zijn goederen: de wetten op de voogdij over de minderjarigen zijn van toepassing op de voogdij over de ontzette personen (art. 509).

Alle daden, door den ontzette na de uitspraak van de ontzetting gesteld, zijn nietig (art. 502). De daden, vóór de ontzetting verricht, kunnen vernietigd worden, indien de oorzaak van de ontzetting kennelijk bestond ten tijde dat die handelingen verricht werden (art. 503; zie ook art. 504 en 901).

b) De bijstand

van een gerechtelijk raadsman. Aan de verkwisters, en voor minder zware gevallen ook aan den krankzinnige, kan verboden worden processen te voeren, dadingen te treffen, leeningen aan te gaan, een roerend kapitaal te ontvangen en daarvan ontlasting te geven, hun goederen te vervreemden of met hypotheek te bezwaren zonder den bijstand van een raadsman. De vordering tot aanstelling van een gerechtelijk raadsman wordt behandeld en gevonnist op dezelfde wijze als de vordering tot ontzetting (art. 499 en 513).

Sinds de wet van 16 April 1935 kunnen de krankzinnigen en de personen, die aan erge geestesstoornis of geesteszwakheid lijden, wanneer zij iemand anders schade toebrengen, veroordeeld worden tot de geheele of gedeeltelijke herstelling der schade. De rechter oordeelt naar billijkheid, rekening houdende met de omstandigheden en den stand der partijen (art. 1386 bis). Strafrechtelijk is de krankzinnigheid een grond van vrijspraak (Str. Wb. art. 71). De wet van 9 April 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormale en gewoontemisdadigers voorziet echter, dat de rechtbanken de interneering van krankzinnige, geesteszwakke of aan geestesstoornis lijdende misdadigers kunnen gelasten in daartoe door de regeering bestemde gestichten. Rondou.

< >