Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Kostprijs (kostende prijs)

betekenis & definitie

In de economie is dit begrip daarom zoo belangrijk, omdat van het dekken van dezen prijs in den verkoopprijs het slagen van het productieproces op ongestoorde wijze afhangt. Alle ondernemingen, die tezamen het geheel van de productie vormen, zijn dan ook voortdurend vervuld van zorg voor den kostenden prijs; haar streven is er op gericht, den afstand tusschen kostenden prijs en verkoopprijs zoo groot mogelijk te houden.

In een sterk dynamische economische samenleving, als waarin wij thans leven, is de kostende prijs steeds aan veranderingen onderhevig en vereischt hij (bij het sterker worden der dynamiek) steeds grooter zorg van den ondernemer. Twee tendenzen zijn vooral van belang: die naar verhooging van den kostenden prijs, vooral in tijden van krachtig optreden der arbeidersorganisaties en van de overheid ten bate van het levende element in den kostenden prijs, de arbeiders; en vervolgens: die naar verlaging van den kostenden prijs, vooral door verbetering van het technisch vermogen. De eerste tendenz verzwaart de positie van den ondernemer tot het evenwicht met den verkoopprijs weer is gevonden; de tweede tendenz verlicht die positie, tot de concurrentie het evenwicht weer herstelt. In perioden van economische crisis, wanneer de verkoopprijzen der grondstoffen en eindproducten dalen, worstelen de ondernemingen om den kostenden prijs beneden den verkoopprijs te krijgen en, zooals bekend, stuiten zij daarbij op ernstigen en dikwijls (men denke aan de arbeiders!) op begrijpelijken weerstand. Het is in zulke perioden vooral, dat wijziging in de samenstellende deelen van den kostenden prijs intreden en de ondernemer er naar streeft, de ontwikkeling der techniek, door rationalisatie en mechanisatie, meestal tot schade van het element van den levenden arbeid te benutten.

Het vraagstuk van den kostenden prijs, zijn samenstelling en ontwikkeling, behoort principieel tot de economie. Het wordt in lateren tijd vooral door de bedrijfshuishoudkunde onderzocht, waartegen geen enkel bezwaar is, mits deze ziek als onderdeel van de economie blijft beschouwen.Lit.: prof. Th. Limperg Jr., Eenige beschouwingen over kostprijs en prijsvorming als bedrijfshuishoudkundig probleem (inaugurale rede). Veraart In de bedrijfshuishoudkunde verstaat men onder k. een som van geldkosten, gemaakt ten behoeve van een bepaalde product- of diensteenheid. Met name in het industriebedrijf speelt de k. een zeer belangrijke rol, hoewel niet in alle dergelijke bedrijven een volkomen gelijke.

Bij de eene groep dient de k. als hulpmiddel voor de beoordeeling van bekende marktprijzen. Hoofddoel der kostprijsberekening is in dit geval de kostencontrôle, waar de winst afhankelijk is van de hoogte dier kosten en de marge tusschen kosten en gegeven prijs. Bij de tweede groep dient de k. als uitgangspunt voor de bepaling van den verkoopprijs. Tot de eerste groep kunnen vooral gerekend worden de bedrijven, die gronden halffabrikaten en algemeene gebruiksartikelen voortbrengen, tot de tweede groep de bedrijven, die meer speciaal producten voortbrengen. Op den duur bestaat er bij beide groepen een nauw verband tusschen de kostprijzen en de verkoopprijzen. Het zooeven gebruikte begrip k. moet dan verstaan worden in den zin van den zgn. normaalkostprijs, d.w.z. de som van de geldkosten, berekend op basis van normale bedrijfsverhoudingen, zoowel met betrekking tot de variabele als tot de constante kosten.

Normale variabele kosten zijn die, welke als regelmatig terugkeerend kunnen worden beschouwd, waaruit dus alle onregelmatigheden en toevalligheden zijn geëlimineerd. Het verschil tusschen deze normale variabele kosten en de werkelijke kosten moet worden aangemerkt als een voor- of nadeel, voortspruitende uit de aan elk bedrijf inhaerente risico’s, welke hunne vergoeding moeten vinden in de verkregen winsten. Normale constante kosten is een evenredig deel in de constante kosten, bepaald op basis van de normale, als regel te verkrijgen bezetting.

Naast dit begrip normale kostprijs ontmoet men verder de begrippen ondergrenskostprijs, kostprijs der toegevoegde productie en werkelijke kostprijs. De ondergrenskostprijs sluit slechts in de direct uit de voortbrenging van het bepaalde product voortvloeiende kosten. Men laat daarbij dus de kosten, die men toch heeft ook zonder dat wordt voortgebracht, buiten beschouwing. Deze ondergrenskostprijs heeft vooral beteekenis voor de verkooppolitiek. Immers in alle gevallen van zeer ongunstige marktverhoudingen is tijdelijk elke voortbrenging, waarvoor een opbrengst kan ontstaan, liggende boven de ondergrenskosten, gemotiveerd. Het begrip kostprijs der toegevoegde productie sluit in den k. als som van die kosten, welke ontstaan voor de voortbrenging van een bepaalde hoeveelheid toegevoegde producten, boven den reeds verkregen afzet.

Ook deze k. speelt een belangrijke rol in de verkooppolitiek en leidt tot zgn. prijsdiscriminaties al naar gelang van een groep van verbruikers of een bepaalde behoeftebevrediging, die men wenscht te bereiken. Hierbij zij gewezen bijv. op electrische centrales met hun afzet voor normaal lichtverbruik, hun afzet voor krachtverbruik en hun afzet van stroom ter bevrediging van huishoudelijke behoeften. Prijsdiscriminatie vindt echter niet alleen zijn grond in het verschijnsel der toegevoegde productie, doch ook in andere factoren. Van deze factoren zijn te noemen orderomvang, tijdstip van aflevering, wijze en regelmaat der bedrijfsbelasting e.d. De werkelijke kostprijs omvat alle kosten, becijferd per product- of prestatie-eenheid, die werkelijk werd voortgebracht of afgeleverd. Deze k. heeft zijn bijz. beteekenis voor de kostencontrôle.

De onderscheidingen historische kostprijs en reproductiekostprijs gaan uit van de waardeering van de kosten in den kostprijs. De waardeeringsmaatstaf voor den historisch en kostprijs zijn betaalde prijzen en gegeven hist. verhoudingen. Het behoeft geen betoog, dat een dergelijke k. slechts zeer beperkte beteekenis heeft en bovendien gevaren insluit, wanneer men die zou gaan gebruiken als basis eener verkooppolitiek. Immers het is niet noodzakelijk, dat de hist. verhoudingen, waaronder die prijzen golden, overeenkomen met de op het oogenblik der prijsbeoordeeling geldende econ. verhoudingen. Wanneer dit niet het geval is, dan komt men op grond van den hist. k. tot geheel verkeerde conclusies omtrent gegeven mogelijkheden. In den reproductiekostprijs stelt men zich op het standpunt, dat de k. een grootheid moet zijn, die uitgaat van bestaande econ. verhoudingen en mogelijkheden, op grond waarvan men er toe komt de kosten te waardeeren op basis van geldende prijzen.

Een veel gebruikte en rationeel bepaalde reproductiekostprijs is de zgn. standaardkostprijs, die meer en meer aan practische beteekenis wint. Deze standaardkostprijs, ook wel prospectieve k. genoemd, kan gedefinieerd worden als een k., becijferd op basis van bestaande en zich realiseerende prijsen technische verhoudingen.

Elke k. is opgebouwd uit bepaalde elementen. In het handelsbedrijf zijn dit de k. van den inkoop, de inkoopkosten, tezamen vormend den inkoopkostprijs, de magazijnkosten, tezamen met de vorige som vormende den magazijnprijs en verder de verkoopen algemeene kosten, welke meestal hun verrekening vinden in den zgn. bruto winstopslag. In het industriebedrijf zijn deze elementen: directe fabricagekosten, bestaande uit grondstoffen tegen magazijnprijs (grondstofkosten) en directe loonen en indirecte fabricagekosten of bedrijfskosten, verrekend in den vorm van een of anderen opslag. Om zulke opslagof verdeelingsmaatstaven te berekenen, worden groepen van kosten samengevat onder één hoofd, zooals bijv. gebouwenkosten, welke groep alle kosten omvat, die met de gebouwen samenhangen. Het totaal dezer kosten geeft den fabricagekostprijs. Deze fabricagekostprijs, vermeerderd met een opslag voor de algemeene kosten, geeft den eigenlijken kostprijs.

Meestal echter gebruikt men voor de balanswaardeering van afgewerkte, nog niet verkochte producten den zgn. fabricagekostprijs. De k., vermeerderd met de directe en indirecte verkoopkosten, vormt den verkoopkostprijs. C.Janssens.

Lit.: Nicholson en Rohrbach, Cost Accounting (1919); Charter Harrison, Cost Accounting to aid production (21924); Janssens, De techniek der kostprijsberekening in het industriebedrijf en de daarmede verbandhoudende vraagstukken (1928); Mellerowicz, Kosten und Kostenrechnung (1933); Schmalenbach, Grondlagen der Selbstkostenberechnung und Preispolitik.

< >