(référé). Nederland. In zaken, waarin het belang van partijen uit hoofde van onverwijlden spoed een onmiddellijke voorziening bij voorraad vordert, heeft de president der rechtbank de bevoegdheid, in de gevallen in art. 289 Rv. genoemd, een beslissing te nemen, mits deze aan de zaak ten principale (de hoofdzaak) geen nadeel toebrengt (art. 289 le lid en 292 Rv.).
Voorziening bij voorraad beteekent hier een voorloopige voorziening in afwachting eener definitieve beslissing door den bevoegden rechter in hoofdzaak te geven, bijv. opheffing van een beslag, schorsing eener executie, enz. Door een dergelijke voorziening wordt voorkomen, dat een later eventueel in het ongelijk te stellen partij handelingen zou kunnen verrichten, die voor de tegenpartij onherstelbare schadelijke gevolgen zouden kunnen hebben.De vroeger heerschende meening, dat de president in k. g. zich niet in de werkelijke rechtsverhouding van partijen zou mogen verdiepen en waardoor diens bevoegdheid ten zeerste werd beperkt, is thans voorgoed verlaten. De president mag nl. rekening houden met hetgeen hem aanvankelijk aannemelijk mocht voorkomen omtrent de rechtsverhouding van partijen, mits slechts daarover geen beslissing worde gegeven. Hij mag zich dus een voorloopig oordeel vormen over de zaak zelve.
De vordering kan worden ingebracht op een terechtzitting, die de president op de daartoe door hem bepaalde vaste dagen houdt. Bij nog meer spoedeischende gevallen kan op mondelinge aanvrage der belanghebbende partij de dagvaarding worden bevolen op ieder uur, dat de president dienstig acht, den Zondag inbegrepen. In dit geval kan de terechtzitting zelfs te zijnen huize worden gehouden (art. 289). Partijen kunnen ook vrijwillig, dus zonder dagvaarding, voor den president in k. g. verschijnen (art. 290 2e lid Rv.).
Indien aan den president op de terechtzitting blijkt, dat zonder groot of onherstelbaar nadeel de zaak uitstel gedoogt om hetzij op de gewone wijze, hetzij op korten termijn voor de rechtbank zelve te worden behandeld, of wanneer de zaak niet vatbaar is om op het k. g. genoegzaam te worden toegelicht, zal hij partijen naaide gewone wijze van rechtspleging verwijzen, ofwel hij geeft aan de partijen verlof tot dagvaarding op korten termijn (art. 291 Rv.).
De betrekkelijke bevoegdheid van den president in k. g. is niet speciaal geregeld. Niets belet den eischer art. 126 Rv. analoog toe te passen, doch men zal ook bevoegd mogen achten den president, tot wiens rechtsgebied de zaak in kwestie meer in het bijzonder door de omstandigheden wordt gebracht.
Hooger beroep wordt ingesteld bij het gerechtshof binnen 14 dagen na de uitspraak (art. 295 Rv.).
Indien het belang der zaak dit eischt, kan de president tenuitvoerlegging bevelen op de minuut, d.w.z. op het eenvoudig vertoon van het origineele exemplaar der uitspraak, zonder dat beteekening der grosse door den deurwaarder wordt vereischt (art. 297 Rv.). Bronsgeest In België verstaat men onder k.g. het verhaal,gericht tot den voorzitter van de rechtbank van eersten aanleg of tot den voorzitter van de rechtbank van koophandel, om van hem een voorloopige beslissing te verkrijgen in een dringende zaak.
De bevoegdheid ratione materiae van den voorzitter stemt overeen met de bevoegdheid van de rechtbank, die hij voorzit. Bovendien kan ieder van beide voorzitters voorloopige maatregelen treffen in zaken, die, wat den hoofdeisch betreft, in de bevoegdheid liggen van scheidsrechters, en het onderscheid tusschen burgerlijke zaken en handelszaken geldt ook hier (wet op de bevoegdheid, art. 11, 2° en 12 bis).
Een zaak is te beschouwen als dringend, wanneer ieder uitstel een onherstelbaar nadeel zou kunnen teweegbrengen. Over de hoogdringendheid oordeelt de voorzitter zelf, behalve in enkele gevallen, door de wet of door de rechtspraak als uiteraard dringend aangemerkt.
Voorloopig is de beslissing in een dubbel opzicht:
1° De wet onthoudt aan den voorzitter het recht om beschikkingen te nemen, die een definitief karakter hebben: een overeenkomst ontbinden, veroordeelen tot schadevergoeding mag hij evenmin als welke beslissing ook nemen, die hem verplicht over een ernstige betwisting, tusschen partijen bestaande, uitspraak te doen; hij mag de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing niet uitstellen, enz.;
2° De beslissing is eveneens voorloopig in dezen zin, dat zij voor den rechter, die over den hoofdeisch zal hebben uit te spreken, geen gezag van gewijsde heeft: die rechter is door de beschikking van den voorzitter niet gebonden.
Het k. g. wordt ingeleid door een dagvaarding tegen den dag, die door het reglement van de rechtbank voor het k. g. is vastgesteld; de dagvaarding moet twee dagen vooraf worden beteekend. De voorzitter kan echter, op verzoekschrift van den eischer, een speciale terechtzitting bepalen, hetzij in de rechtbank, hetzij in zijn eigen woning, zoo noodig met verkorting van den termijn.
Tegen een beschikking bij verstek is verzet toegelaten, binnen acht dagen na de beteekening er van. Hooger beroep kan worden ingesteld voor het Hof van beroep, indien de waarde van het geding 12 500 frs. te boven gaat, en wel binnen 15 dagen na de beteekening van de beschikking. Deze is echter uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande verzet of hooger beroep. Een voorziening in → cassatie is mogelijk onder de gewone voorwaarden. V. Dievoet