Onder de k. van een gesteent e verstaat men de absolute grootte van de mineraalbestanddeelen, die het gesteente opbouwen. De k. wordt aangegeven door de grootte van den diameter van de korrels. → Elastische gesteenten. Losse klastische afzettingen met een k. kleiner dan 0,02 mm noemt men klei, van 0,02 tot 2 mm zand, grooter dan 2 mm grint.
Voor het scheiden van de bestanddeelen van kleien en zanden naar de k. maakt men gebruik van zeven met verschillende maaswijdte. In verschillende landen heeft men de grootte van de mazen gestandaardiseerd. Een veel gebruikt zeefstelsel zijn de zeven van Tyler.Bij de stollingsgesteenten onderscheidt men naar de korrelgrootte: macrokristallijne of phanerokristallijne en dichte of cryptomere gesteenten. De eerste groep omvat alle stollingsgesteenten, waarvan de kristallen reeds door het bloote oog of door de loupe als zoodanig te herkennen zijn, de tweede groep die stollingsgesteenten, die voor het oog en de loupe dicht zijn, m.a.w. geen kristallijnen opbouw laten herkennen. In het laatste geval spreekt men nog van microkristallijn, wanneer men den kristallijnen bouw onder het microscoop herkennen kan, van cryptokristallijn, wanneer de kristallen ook onder sterke vergrooting niet te zien zijn en men den kristallijnen toestand slechts door haar inwerking op gepolariseerd licht kan vaststellen. Oosterbaan