Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Koolzaad

betekenis & definitie

(Brassica napus oleifera) (→ Kool), een kruisbloemige plant, welke geteeld wordt om de olierijke zaden. Bij persen verkrijgt men hieruit de raapolie. De allerzuiverste olie, verkregen bij koude bewerking, wordt gebruikt in de keuken en heet in den handel boterolie; de bij warme bewerking verkregen raapolie dient o.a. voor de bereiding van margarine of wordt gebruikt als smeerolie; na behandeling van raapolie met zwavelzuur wordt de geraffineerde raapolie voor verlichting gebruikt (patentolie).

De persrest wordt als koolzaadkoek voor veevoeder in den handel gebracht.Behalve uit de zaden van het echte koolzaad (Brassica napus oleifera) leveren het raapzaad (B. rapa), alsmede vsch. andere Brassica-soorten (B. glauca, B. dichotama en B. ramora), eveneens de zgn. raapolie. De persresten van deze oliezaden mogen volgens → Codex Voedermiddelen echter géén koolzaadkoek worden genoemd, maar raapkoek.

De teelt van k., vroeger veel verbreid, is tegenwoordig in Ned. vnl. beperkt tot de kleien zavelgronden van Groningen, Zeeland en Z. Holland. Winterkoolzaad (gezaaid in den herfst) geeft een grootere opbrengst en olierijker zaad dan zoraerkoolzaad (in het voorjaar gezaaid). Het ouderwetsche Groninger of Oldambtsche k. is bijna geheel vervangen door Mansholt’s Hamburger koolzaad. Het gewas vraagt krachtig landen wordt o.a. bij voorkeur gebruikt als eerste vrucht in pas ingedijkte polders. Door zijn diepgaanden, krachtigen penwortel en zijn dichtenstand, alsmede door zijn vroege rijping laat k. een zuiveren en lossen stoppel na en wordt daarom zeer gewaardeerd in de vruchtopvolging.

Het zaaien geschiedt bij voorkeur op rijen en wel met de gewone zaaimachine of met de zgn. koolzaadtrommels. Het gewas wordt herhaaldelijk geschoffeld en bij te dichten stand uitgedund. In de tweede helft van Juli is het koolzaad rijp. De bij voorkeur in den vroegen morgen afgesneden schooven blijven (om zaadverlies te voorkomen) veelal ongebonden op den akker liggen om na te rijpen en worden als regel op het veld gedorscht. Dit laatste geschiedt tegenwoordig meest machinaal, vroeger meestal met eenig feestvertoon op een dorschkleed met den dorschblok, vlegel of met stokken (→ Koolzaad-dorsclien). Het stroo en de hauwen zijn weinig waard; de laatste worden meestal verbrand.

Op goeden zandgrond werd vroeger voor eigen gerief winterkoolzaad, zgn. sloorzaad verbouwd. De koolzaad-aardvloo en de koolzaadglanskever kunnen groote schade in de koolzaadvelden aanrichten. Dewez

< >