Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Kolenpetrographie

betekenis & definitie

(geo1.) houdt zich bezig met de bestudeering van de macroscopische en microscopische eigenschappen van steenkool en bruinkool. Onder macroscopische eigenschappen verstaat men die eigenschappen, welke met het bloote oog gezien worden, zooals het al dan niet bezitten van klieving (massieve kolen, gelaagde kolen, kolen met prismatische splijting, enz.), de breuk van de kolen, de kleur en den glans van de kolen, de vreemde insluitsels in de kolen. Bij de microscopische onderzoekingen maakt men van verschillende onderzoekingsmethoden gebruik.

Bij de verassching gloeit men een koolvezel en bekijkt het overgebleven aschskelet onder den microscoop. Bij de maceratie worden de gemakkelijk oplosbare bestanddeelen door een bewerking met zuur opgelost en de overgebleven, meer weerstand biedende plantenresten bekeken. Het beste bestudeert men den inwendigen bouw der kolen met behulp van dunne, op glas gekitte doorsneden.

Deze kunnen na een chemische behandeling van de kool met microtoom of door slijpen vervaardigd worden. Zij worden in opvallend of in doorvallend licht bestudeerd. De k. is van technisch belang, daar men uit de uitwendige voorkomens en den inwendigen bouw allerlei kan te weten komen over de economische bruikbaarheid van de kolen. Oosterbaan.

< >