Een uitgebreide fam. van kevers, waarvan reeds bijna 10 000 soorten beschreven zijn en ong. 75 in Ned. voorkomen. Het zijn meest langwerpige kevers. Wanneer ze op den rug komen te liggen, kunnen zij met een knippend geluid opspringen; vandaar hun naam.
De onderzijde van het eerste borstsegment nl. bezit een naar achteren gerichten tand; deze rust in een gleuf van het tweede segment en kan tegen den rand van de gleuf ook „scherpgezet” worden; beide segmenten zijn tevens scharnierachtig met elkander verbonden. Ligt het dier op den grond, dan buigt het beide uiteinden van het lichaam naar beneden, zoodat de rug hol staat; vervolgens spant het de rugspieren, de stekel schiet in de gleuf en door den schok wordt het dier in de hoogte geworpen om op de korte pooten terecht te komen. Van sommige soorten (o.a.
Agriotes lineatus en Lacon murinus) kunnen de larven (zgn. ritnaalden, koperwormen) zeer schadelijk zijn. Zij leven 3 à 4 jaar in den bodem en voeden zich met de fijne, zachte wortels van een zeer groot aantal gewassen (granen, aardappels, bieten, groenten, enz.). Afdoende bestrijdingsmiddelen zijn niet bekend.