(Carduelis cannabina), vogel van de fam. der vinken; heeft de grootte van een musch. Prachtkleed van het mannetje: voorhoofd en borst karmijnrood, rug en mantel kaneelkleurig bruin, keel witachtig, buik lichtgeel; staart zwart met wit. Het wijfje heeft geen rood.
Komt in deze streken algemeen voor. Voedt zich uitsluitend met zaden. Nestelt graag in tuinen met dichte ligusterheggen, thuja’s enz.
Buiten den broedtijd leven ze in troepjes; aan hun „knutknut” onder het vliegen zijn ze dadelijk te herkennen. Bij goed weer zingen ze een zeer gevarieerd vroolijk liedje. De k. wordt veel in kooien gehouden.
Het mooie rood verdwijnt dan langzamerhand. Bernink.