Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Kloosterling

betekenis & definitie

In strikten zin noemt men k. den gedoopten en gevormden Katholiek (cf. C.I.C. can. 538, 544 § 1), die in een door het kerkelijk gezag erkend kloostergenootschap publiek de drie geloften van gehoorzaamheid, zuiverheid, armoede heeft afgelegd. In wijderen zin de novicen van zulk kloostergenootschap en degenen, die geen publieke of niet alle geloften afleggen, bijv.

Lazaristen. Geen k. zijn de → kluizenaars of eremieten en → anachoreten: zij missen het gemeenschappelijk leven; wel de → coenobieten en monniken, als zij publiek de drie geloften afleggen (vgl. → Kloosterstaat). K. worden n u onderscheiden in reguliere kanunniken, monniken, bedelmonniken, reguliere geestelijken en religieuzen.Reguliere kanunniken zijn: van Lateranen, van den Grooten St. Bernard, van St. Mauritius, Witheeren, Kruisheeren en Kruisridders met de roode ster (vgl. nog → Kanunniken, sub 2°). Monniken: Benedictijnen, Camaldulensen, Vallombrosanen, Silvestrijnen, Olivetanen, Armeensche Benedictijnen, Mechitaristen, Cisterciënsers, Kartuizers, Antonianen, Basilianen, Melchieten. Bedelmonniken: Predikheeren, Minderbroeders, Augustijnen, Carmelieten, Trinitariërs, Mercedariërs, Servieten, Minimen, Hospitaalbroeders van St. Joannes de Deo. Reguliere geestelijken: Theatijnen, Bamabieten, Jezuïeten, Somaschen, Camillianen, Caracciolijnen, Scolopieën. Religieuzen: de overigen, waaronder 67 congregaties van priesters, 11 van broeders en ontelbare zustercongregaties. Bovengenoemde k. hebben gewoonlijk ook vrouwelijke vertakkingen.

Rechtspositie van den k. in de Kerk is, als zoodanig, tusschen geestelijke en leek. De k. deelt in de voorrechten der geestelijken, heeft voorrang boven den leek en in de eigen kerken gewoonlijk ook boven de wereldgeestelijken. Buiten die kerken hebben deze gewoonlijk den voorrang. Plichten en voorrechten der k. zijn omschreven in C.I.C. can. 592-625. Drehmanns.

< >