Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Kloostergenootschap of kloosterorde

betekenis & definitie

Vereeniging van geloovigen door de kerkelijke overheid als k. goedgekeurd (C.I.C. can. 488 1°), wier leden, volgens de eigen wetten der vereeniging zelf, door het afleggen van publieke geloften met God en met de vereeniging verbonden zijn. Geloften kunnen ook tijdelijk zijn, mits ze periodiek hernieuwd worden. De к. worden onderscheiden in orden en → congregaties, naarmate de publieke geloften plechtig of eenvoudig zijn, d.i. (vooral) handelingen ertegen ongeldig of enkel ongeoorloofd maken.

Ook de congregaties kunnen exempt zijn (→ Exemptie) door bijzonder privilege (Passionisten en Redemptoristen). Verdere onderscheiding is in actieve en contemplatieve orden: de eerste beoefenen vooral de lichamelijke werken van barmhartigheid door uiterlijke daden, de andere leggen zich toe op de zelfheiliging, vooral door het beschouwend gebed. Behalve deze zijn er gemengde, die vooral geestelijke werken van barmhartigheid verrichten uit de volheid van de beschouwing.

Voor een andere onderscheiding, zie → Kloosterling.De rechtspositie van de k. in de Kerk is als van een bevoorrecht lidmaat in een gemeenschap. Vooral de verhouding tot de bisschoppen is van gewicht. In sommige zaken blijven zij van de bisschoppen afhankelijk, in andere worden zij onafhankelijk volgens den graad van → exemptie. De k. hebben uit zich geen rechtsmacht over de geloovigen noch in het bestuur der Kerk.

De k. komen daarin overeen, dat ze de zelfheiliging der leden nastreven. Zij verschillen vooreerst in het bijkomstig of bijzonder doel, gewoonüjk een werk van barmhartigheid. Maar ook daarin komen vele overeen. Een verder en laatste onderscheid, het eigenlijke verschil, bestaat in den geest, d.i. in de bijzondere deugd, die bij het streven naar zelfheiliging of het beoefenen der werken van barmhartigheid op den voorgrond wordt geplaatst en het uitgangspunt vormt van heel het kloosterleven. Zie verder → Kloosterstaat; Kloosterwezen. Drehmanns.

< >