De k., zoo genaamd naar zijn klokvorm met S-vormig profiel, vertegenwoordigt een uitgebreide Europ. cultuur uit den jongeren Steenen Bronstijd. Hij is versierd als met de indrukken van een touw, dat rond den beker gedraaid is (touwbeker), of met smalle zonen van fijn lijnomament (zonebeker). Bij tal van stukken is het onderdeel van den beker glad gelaten.
In Z.W. Europa is de met zonen versierde k. de heerschende, in Midden-Europa is de touwceramiek het meest voorkomend type. Uit de Rijnstreek zijn deze klokbekerlieden naar Ned. gekomen, vnl. naar de Veluwe, waar hun ceramiek uit houten grafgebouwen, bedolven onder een heuvel, te voorschijn komt.
In België zoekt men dezen k. tevergeefs.Lit.: Déchelette, Manuel d’Archéologie (I 1908); Ebert, Reallex. der Vorgesch. (IV 21926, s.v.); Holwerda, Nederland’s vroegste Gesch. (1925). R. De Maeijer.