(of: Kleef en Berg, of alleen Kleef, ook wel Emmerik), aartspriesterschap, onderdeel der Holl. Zending, identiek met de proosdij van Emmerik, onderdeel van het bisdom Utrecht vóór 1559. In 1559 werd deze proosdij gesplitst in twee stukken: een Kleefsch deel (politiek een deel van het hertogdom Kleef) kwam aan het aartsbisdom Utrecht, een Bergsch deel (politiek een deel der Nederlanden) kwam aan het bisdom Deventer.
Na de tijden van verwarring zijn deze deelen, ofschoon politiek gescheiden, kerkelijk weer samengevoegd onder het bestuur van den officiaal van den proost-aartsdiaken van Emmerik, die als bestuurder van het Bergsche deel jurisdictie als aartspriester ontving van den apost. vicaris der Hollandsche Zending, later van den vice-superior. Tusschen 1775 en 1805 is het Bergsche deel (bevattende de staties: Didam, Beek, Zeddam, ’s-Heerenberg, Netterden, Ulft, Etten, Terborg en Doetinchem) bij het aartspriesterschap Gelderland gevoegd. In 1808 stond Joachim Murat, groothertog van Kleef en Berg, aan het koninkrijk Holland de Lijmers en enkele Kleefsche enclaves af, waarop ➝ Ciamberlani de daarin gelegen parochies (Huissen, Hulhuizen, Duiven, ’t Loo, Groessen, Zevenaar, Oud-Zevenaar, Weel) en de statie Lobith eveneens bij het aartspriesterschap Gelderland voegde.
Sedert bestond het aartspriesterschap Kleef slechts uit 4 parochies (Elten, Emmerik, Griethuizen, en Keilen); het lag geheel in Pruisen, maar behoorde tot de Holl. Zending, totdat het bij decreet van den H. Stoel van 16 Juli 1821 bij het bisdom Munster gevoegd werd.
In het Kleefsche deel van het oorspr. aartspriesterschap had het Protestantisme nooit voet gekregen; de positie van het Katholicisme was ongeschokt; er bleven Kath. parochies met pastoors. In het Bergsche deel daarentegen waren Hervorming en secularisatie ingevoerd; sedert leefde het Katholicisme er in den missiestaat, maar beschermd door de Kath. bezitters der heerlijkheid ’s-Heerenberg. De huidige bevolking van heel het vroegere aartspriesterschap is nog voor ca. 95 % Katholiek.Lit.: De missieverslagen van Codde (XV en XVI Arch. aartsb. Utrecht), Molinari (VIII ibid.), Ghilini (VIII ibid.) en Ciamberlani (XVIII en XIX ibid.); verder Arch. aartsb. Utr. passim (zie dl. 51 registers); Geschiedk. atl. v. Ned. (kaarten: kerkel. indeeling 1550, bisdommen 1559, Republ. 1648, Rep. 1795 e.a. met toelichtingen); Statistieken Holl. Zending, in Godsd., gesch.- en letterk. tijdschr. voor R.K. (I, 812 vlg.); Cartogrammen volkstelling (1930); Krose, Konfessionsstatistik Deutschlands (1904).
Rogier.