1° In eigenlijken zin: de schrijvers en kunstenaars uit den Grieksch-Romeinschen tijd. Over dezen zie → Griekenland (sub I A, I B c en d), → Romeinsch Rijk (sub Letterkunde en Beeldende Kunst), → Antieke kunst, → Klassieke philologie en letteren, → Klassieke Oudheid en cultuur.
2°In overdrachtelijken zin noemt men op de eerste plaats klassiek de auteurs (ook boeken) van blijvende waarde in de vsch. nationale literaturen (bijv. in Italië de 15e, in Engeland de 16e, in Frankrijk de 17e, in Duitschland de 18e eeuw). Ook in andere takken van wetenschap en kunst spreekt men van k. Hiermee bedoelt men dan het tijdvak van hun bloei, of de groote werken, die daarin zijn tot stand gekomen en die als model of maatstaf voor latere tijden kunnen dienen. Zoo spreekt men van → klassieke muziek, Klassieke School in de economie enz. (vgl. de volgende met „klassiek” verbonden trefwoorden).