Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Kiemplasmatheorie

betekenis & definitie

(biol.). Deze werd in 1885 opgesteld door Aug. Weismann.

Volgens deze (verouderde) theorie is als drager van de erfelijke eigenschappen te beschouwen het kiemplasma, dat in de geslachtscellen aanwezig is en van het eene levende wezen op het andere zou overgaan. Het kiemplasma zou in hoofdzaak in de celkern van de geslachtscellen aanwezig zijn. Weismann denkt zich verder het kiemplasma opgebouwd uit ident. bestanddeelen afkomstig van verschillende voorouders, en de iden uit determinanten.

Deze determinanten zouden te beschouwen zijn als de aanleg van de verschillende deelen van het individu; zij zouden de bijzondere eigenschappen van de cellen en celgroepen bepalen. Bij de ontwikkeling van een individu uit een bevruchte eicel zal derhalve de verschijningsvorm van het individu afhangen van de determinanten, die het kiemplasma samenstellen. Bij deze ontwikkeling wordt een deel van het kiemplasma verbruikt, terwijl een ander gedeelte behouden blijft, zoodat in de geslachtscellen van het volwassen individu weer hetzelfde kiemplasma aanwezig is.

Het kiemplasma is dus continu, wordt vanaf de bevruchte eicel overgedragen van cel tot cel, zoodat een reeks van cellen, die kiemplasma bevatten, de zgn. kiembaan, gedacht moet worden tusschen de bevruchte eicel en de geslachtscellen, welke ten slotte gevormd worden.Uitwendige omstandigheden hebben alleen invloed op den verschijningsvorm der levende wezens, niet op het kiemplasma. Eigenschappen, verworven door uitwendige omstandigheden, zijn dus ook niet erfelijk. Erfelijk zijn alleen die veranderingen in den verschijningsvorm, welke berusten op voorafgaande, primaire veranderingen in het kiemplasma. Veranderingen in het kiemplasma echter kunnen alleen optreden onder invloed van inwendige oorzaken en Weismann meent deze veranderingen te moeten toeschrijven aan de vermenging (amphimixis) van het kiemplasma der geslachtscellen bij de bevruchting.

Lit.: A. Weismann, Die Kontinuitat des Keimplasmas als Grundlage einer Theorie der Vererbung (21892); id., Das Keimplasma (1892); id., Ueber Germinalselektion (1896). Melsen

< >