Sedert het einde der 14e tot ong. heel de 15e eeuw door heeft zich aan de Rijnoevers met K. als middelpunt een school van schilders gevormd met geheel eigen karakter, die de monumentaal-schildering vervingen door de paneelschildering (altaarluiken) en bekend zijn als de Keulsche Schilderschool. Ze staan sterk onder invloed der Duitsche mystieken Eckhart, Tauler en Suso; geven met innig gevoel, vrouwelijke elegance en stille lyriek in warme en zachte kleurschakeeringen op gouden fond hun overwegend godsdienstige onderwerpen, die tot beschouwing en meevoelen met de heilige gebeurtenissen opwekken. Aanvankelijk staan zij buiten Westfaalschen en Vlaamschen invloed.
Hun namen zijn grootendeels onbekend. Als het oudste werk wordt beschouwd het retabel van het hoofdaltaar in den Keulschen dom (oorspr. voor de Clarissenkerk, vandaar „Clarenaltar” genoemd), waarop in twee horizontale rijen 24 scènes uit het leven van Christus zijn weergegeven; toegeschreven aan Meester Wilhelm (rond 1370). Verder worden genoemd een Meester der H.
Veronica (naar een Veronica-voorstelling in de Alte Pinakothek te München), die ook meerdere Madonna’s schilderde, en de hoofdvertegenwoordiger Stephan Lochner, wiens Laatste oordeel en Madonna in de Rozenhaag bekend zijn, maar vooral diens zgn. Dombild [Aanbidding der Driekoningen; op de zijvleugels de Boodschap (uitwendig), de HH. Ursula en Gereon (inwendig)], dat oorspr. voor het stadhuis werd geschilderd.
De Meester van het Marialeven staat reeds meer dan Lochner onder Vlaamschen invloed, alsook de Meester der Verheerlijking van Maria, de Meester der Ursulalegende en de Meester van S. Severinus.
De overgang naar de 16e eeuw brengt de Meester van den H.
Bartholomeus of van St. Thomas; met Barthel Bruyn staan we reeds volop in deze eeuw en hebben Renaissanceelementen het Gotieke in de Keulsche Schilderschool vervangen. De voornaamste werken der Keulsche Schilderschool bevinden zich te Keulen (dom, Wallraf-Richartzmuseum, Aartsbiss.
Museum) en te München (Alte Pinakothek).Lit.: O. H. Förster, Die Köln. Malerei vom Meister Wilhelm bis St. Lochner (1923); een overzicht in : A. Michel, Hist. de l’art (III, 242); A.
Kuhn, Allg. Kunstgesch. (Malerei I, 314); Lex. f. Theol. u. Kirche (VI); illustr.: A. Huppertz, Die altköln. Malerschule (nr. 17/18 der serie: Die Kunst dem Volke, 1914). p. Gerlachus