Een der voornaamste soorten van het geestelijk volkslied, dat betrekking heeft op den kerstcyclus en omvat: advents-, kerst-, nieuwjaars-, driekoningenliederen, liederen over de vlucht naar Egypte, over den moord der Onnoozele kinderen, tot over het verborgen leven van Jesus. Meestal schilderend-verhalend, blijven zij niet bij één enkel mysterie, maar doorloopen soms geheel Jesus’ kindsheid, wel eens zijn geheele leven; terwijl weer elders nog de Boodschap en het leven van Maria mede worden behandeld; andere, van meer persoonlijken aard, zijn eerder lyrische ontboezemingen bij het Kerstfeest. Kerstliederen, als andere geestelijke volksliederen, zijn van oudsher bekend, van de 10e eeuw af; doch kwamen voorgoed in zwang sedert de 14e (van toen bijv. het Dies est laetitiae in Dietsche bewerking), vooral sedert de 15e en 16e eeuwen.
Zij heetten toen dikwijls leisen. De k. bloeiden vnl. in de kringen en onder de werking der Franciscanen, minder der Moderne Devotie. De oudste hss. en drukken met liederen van dien aard komen nog uit Zuid-Nederland, bepaaldelijk uit Brabant.
De k. munten uit door een gansch bijzondere innigheid van gevoel, een opgewekte, frissche en gulle vreugde, een naïeveteit van voorstelling, een vertrouwelijkheid met het heilige, die getuigen, hoe het volk in die hooge mysteriën als in een heusche werkelijkheid opging. Hier hebben de moeder en het kind hun beste poëzie in de M.E. De rederijkers hebben dit lied door hun dichten „om prijs” van zijn frischheid en natuurlijkheid beroofd; later komen de Venussen en Cupido’s der Humanisten het geheel ontsieren.
Tot op onze dagen worden nog k. gedicht of van elders, vooral uit het Duitsch, vertaald. Zoo het nu populairste: Stille nacht!Verzamelhandschriften uit de 15e eeuw bevatten reeds enkele k. Echter eerst in het begin der 16e eeuw werden zulke liederen in druk verzameld en opgenomen in de liederenboeken: van 1508: Dit is een suverlijc Boecxken; en vooral van 1539: Een devoot en profitelyck Boecxken (gedrukt door Symon Cock, Antwerpen; opnieuw uitgegeven door D. F. Scheurleer 1889). Uit twee handschriften heeft HoffmannvonFallersleben een bloemlezing uitgegeven in Horae Belgicae (1854). Sedert werden nog andere liederen uit oudere hss. uitgegeven, door W.
Baumker (1888); door J. G. R. Acquoy; door L. Lecoutere in Leuvensche Bijdragen (1899).
Lit.: J. G. R. Acquoy, Het geestelijk lied in de Nederlanden voor de Hervorming, in Arch. Ned. Kerkgesch. (II); J.
A. N. Knuttel, Het geestelijk lied in de Ned. vóór de Hervorming (1906); Fl. van Duyse, Het oude Ned. lied (III 1907). V. Mierlo