Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Kerstkribbe

betekenis & definitie

Ter uitbeelding van de → Geboorte van Christus was reeds vóór de Kerstviering van S. Franciscus van Assisi te Greccio (1223) de k. bekend. Een relikwie van de kribbe, waarin Christus werd geboren, werd te Rome bewaard in S.

Maria a Praesepe (S. Maria Maggiore); vandaar kwam het plaatsen van een kribbe op of neven het altaar tijdens het opdragen van de H. Mis op Kerstdag, waarbij zich spoedig onder invloed van beeldhouwwerk en schilderijen, die de Geboorte weergaven, alsook van het kersttooneel, figuren voegden.

Door de Minderbroeders werd dit gebruik in kerken en vnl. in den huiselijken kring sterk bevorderd (eerste Duitsche k. in S. Michaël te München; in St. Magnusstift te Füssen uit 1252; Roermond had een k. in 1370, Utrecht in 1489).

De Vlaamsche altaarsnijders der 15e eeuw gaven de k. als onderdeel hunner retabels; daarna meer afzonderlijk in Barok en Rococo: in Duitschland bijv. te München in de Jezuïetenkerk (1607), rijke collectie in het Nationaalmuseum; in Italië vooral Napels en Sicilië; verder in Spanje en Portugal. Voor de Nederlanden kan vermeld worden een zgn. „in hout gesneden Bethlehem” in de Nieuwe kerk te Delft (1502), Carmelietenklooster te Brugge (1537).

Veelvuldig zijn de figuren op volksche wijze „aangekleed”; ook vindt men er in terra-cotta, majolica, vooral in houtsnijwerk.

De Romantiek heeft het bouwen van k. weer sterk naar voren gebracht; doch vooral sedert 1900 in Duitschland, waar men zgn. Krippenvereine heeft; in Ned. eerst sedert een tiental jaren onder invloed der Derde-Ordelingen van S. Franciscus. p.

Gerlachus Lit.: Lex. f. Theol. u. Kirche (VI, 274-275); Dict. d’archéol. chrét. (III, 3021-3025) ; J.

Kreitmaier, Die Weihnachtskrippe (31931); R. Berliner, Denkmaler der Krippenkunst (1927); Gildeboek (1931 jg.

XIV, 85-88); Die Weihnachtskrippe (7.

Jahrb. Werl i.W. 1931).

< >