Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Kersenparasieten

betekenis & definitie

De belangrijkste k. zijn:

a) Kersenbladwesp (Priophorus padi), waarvan de larven de bladeren skeletteeren en er soms gaten in vreten. Bestrijding: stuiven met kalkpoeder of bespuiten met loodarsenaat in kalkmelk.
b) Kersenvlieg (Spilographa cerasi), waarvan de maden zich in de kersen boren, die in rotting overgaan.
c) Clasterosporium carpophilum, een zwam, oorzaak
a) van de hagelschotziekte, waarbij tal van kleine, ronde gaatjes in de bladeren ontstaan;
b) van onooglijke vlekken op de vruchten;
c) van waterkanker: langwerpige, donkerbruine, iets ingezonken vlekken op scheuten en twijgen;
d) van de gomziekte, waardoor de bast- en houtcellen vervloeien en in den vorm van een gele, harsachtige massa naar buiten treden.

Voorbehoedsmiddelen: planten in goed doorlatenden, kalkrijken grond; zuinig bemesten met stikstof.

d) De zwam Monilia cinerea is oorzaak der Monilia-ziekte, waarbij tijdens of kort na den bloei gansche twijgen plotseling afsterven (morellen). Bestrijding: direct wegnemen der zieke twijgen tot op het gezonde hout en ze verbranden.
e) De zwam Verticillium albo-atrum is oorzaak der verticilliose, gekenmerkt door het plotseling afsterven van een of meer takken en daarna doorgaans ook van den boom. Niets tegen te doen. M. v. d. Broek.

< >