Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Kers, Kerseboom

betekenis & definitie

De k. behoort tot dat onderdeel van het plantengeslacht Prunus, dat zich kenmerkt door niet met wol of dauw bedekte vruchten, in den winterknop samengevouwen bladeren en armbloemige, schermvormige trossen. De voor ons gewichtigste soorten zijn van Europeesche en Aziatische herkomst. De belangrijkste groep vormen de k., waarvan de vruchten gegeten worden en die als bijproduct waardevol hout leveren voor de meubelindustrie.

Zij bestaat uit een groot aantal verscheidenheden, die kunnen worden opgevat als variëteiten en bastaarden van de soorten Prunus avium en Cerasus. Sommige lijken meer op avium, andere meer op Cerasus, een derde groep is duidelijk intermediair, hetgeen heeft geleid tot een indeeling in drie groote groepen: Krieken, die overwegend avium-karakter bezitten, Walen, welke sterk Cerasus-achtig zijn, en Rojalen, die een tusschengroep vormen. De Krieken zijn zelfsteriel (d. w. z. kunnen niet met eigen stuifmeel bevrucht worden); zij vormen groote boomen en dragen zoete of eenigszins bittere, echter geen zure vruchten.

De Walen zijn sterk zuur, de Rojalen, waartoe de bekende Dubbele Meikers behoort, licht zuur. De vruchten worden versch gebruikt of verwerkt tot vlaas, compote, jam, brandewijn, likeur of zoete most, ook wel gedroogd, terwijl zij ten slotte ook in bonbons worden verwerkt.De cultuur van k. is lastig, vnl. door de schade van vogels, vooral spreeuwen, vsch. insecten, zwammen en andere ziekteverwekkers, welke bij de k. doorgaans ernstiger optreden dan bij andere fruitgewassen (→ Kersenparasieten). Ook zijn de meeste k. kieskeurig wat grond en klimaat betreft. Een hooge, doordringbare, echter niet bepaald droge grond, een klimaat met weinig nachtvorst en wind en in lente en voorzomer weinig regen, past het best. Men kweekt den boom door het winnen van uitloopers, welke vooral bij zuurvruchtige, ongeënte boomen voorkomen, door te veredelen op Prunus Mahaleb of op zaailingen of afleggers, bij uitzondering ook op uitloopers van wilde krieken. Het enten van k. geschiedt het best door driehoeksenting of door oculeeren. Sierkersen worden ook in den zomer onder glas wel veredeld. Het hout van k. heeft in de meubelindustrie een uitstekende reputatie (→Kersenhout).

In Ned. worden de meeste k. gevonden in het centrale rivierkleigebied, in den Zuid-Westhoek van Limburg, in de omgeving van Uden en in enkele andere dorpen in Noord-Brabant, Zeeland, Zuid-Holland en Groningen. Het voornaamste Belg. centrum heeft men rond St. Truiden; ook in de provinciën Antwerpen en Brabant vindt men echter kersen.

Als sierkers met fraaie, gevulde bloemen, doch ook wel enkelbloemig als treurboom, dienen verschillende Oost-Aziatische verscheidenheden, meerendeels behoorende tot de soorten Lannesiana, serrulata en yedoensis. Oorspronkelijk bijzonder in achting bij de Japanners, verheugen zich deze bloesemrijke boomen in Europa en in Noord-Amerika in een toenemende populariteit, zoowel voor tuinversiering als voor de bloemisterij. Prunus Mahaleb levert welriekend hout voor pijpen, doosjes e.d. en dient ook als onderstam om daarop andere kersen te enten. Rietsema

< >