Kerkvader worden zij genoemd, die verdienen beschouwd te worden als degenen, die de ware leer van Christus en de Apostelen als een vaderlijk erfdeel aan de Kerk der volgende eeuwen hebben overgeleverd. Oorspronkelijk werd alleen de bisschop „Vader” genoemd, later meer uitsluitend: geleerde, sterk op den voorgrond tredende bisschoppen en vervolgens ook geleerde schrijvers, ook al waren zij geen bisschop. De Kath.
Kerk stelt als vereischten voor dezen titel: oudheid (alleen de geleerde schrijvers uit de 7 eerste eeuwen), heiligheid, zuiverheid in de leer, kerkelijke approbatie (bijv. op een concilie). Staat de heiligheid niet vast, dan heeten zij niet K. maar → kerkelijke schrijvers; ontbreekt de zuiverheid in de leer, dan spreekt men van Christelijke schrijvers.Gezag der Kerkvaders.
Wanneer de Vaders unaniem een leerpunt als geopenbaard beschouwen, is dit een zeker bewijs voor de goddelijke overlevering. Het oordeel van één of slechts enkele K. heeft die waarde niet (ook de grootsten hebben op een of ander speciaal punt wel eens minder juist geleerd). Toch is in zaken van geloof en zeden de meening der afzonderlijke Vaders van groot gewicht, wijl zij en in zoover zij de erkende leeraars der Kerk zijn. Vgl. v. Noort, De Fontibus Revelationis (1920). Voor verzamelingen der werken van de Kerkvaders, vertalingen, lit. over de Kerkvaders, vgl.
Bardenhewer, Gesch. d. altkirchl. Lit. (I 1913, 1-79) e.a. handboeken; → Patrologie; Kerkleeraar. Franses.
In de iconographie worden K. voorgesteld met boekrollen of boekwerken, met schrijfveder en (of) aardgloben, welke laatste het symbool zijn van den omvang hunner leerverspreiding. Waar zij, hetzij als Grieksche hetzij als Latijnsche K., op den preekstoel staan afgebeeld, symboliseeren zij de Christelijke geloofsverkondiging. Vgl. → Kerkleeraar. Heijer