Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Kenleer

betekenis & definitie

(noëtiek, gnoseologie) of kenniscritiek (Lat.: critica) is het wijsgeerig onderzoek naar de waarde van ons kennen, als een aan de werkelijkheid beantwoordende bewustzijnsinhoud (→ Waarheid). Dit in tegenstelling met de denkleer of logica: de leer van het denken of redeneeren, dat het middel en de weg (Gr. methodos) is, om van reeds aanwezige kennis te komen tot nieuwe nog te verwerven kennis; en met de zielkunde of psychologie, waarin de leer van het ontstaan en verloop der ken- en denkacten.

Naar het voornaamste menschelijk kennen, het „weten” (= oorzakenkennis), heet ze ook epistomologie (= wetenschapsleer); naar haar voornaamste onderdeel veelal criteriologie of leer der → criteriën (Mercier, Beysens).

De k. is een onderdeel der → metaphysiek: een verdediging (apologie) van haar object. Reeds bij Aristoteles vinden we een primitieve kenleer. Ze ontwikkelde zich als zelfstandige wetenschap na de werken van Descartes, Locke, Berkeley, Hume en vooral van → Kant. Sedert worden k. en wijsbegeerte door velen practisch vereenzelvigd. → Criticisme.

Lit.: Beysens, Criteriologie (21911); Geyser, Grundl. d. Log. u. Erkenntnisl. (1919) ; Maréchal, Le point de départ de la métaph. (8 dln. 1922 vlg.); Switalsky, Probl. d. Erkenntn. (1923); Mercier, Critériologie génér. (81923); Noel, Notes d’épistom. thom. (1925) ; De Tonquedec, La crit. de la connaiss. (1929); Hoogveld, Wetenschapsleer (1933); Jolivet, Le thom. et la crit. de la connaiss. (1933); Van den Berg, Waarheid en Zekerheid (1934); Sassen, Waarheid en Zekerheid (1934). v. d. Berg

< >