Sociaal-economische richting, vooral van Duitsche hoogleeraren in de economie, die een vervolmaking voorstaat der individualistisch-liberale economische ordening, doordat ze opname van bepaalde maatschappelijke hervormingen noodzakelijk acht. Dikwijls wordt onder den naam k. verstaan een theoretisch-academische richting der sociaaldemocratie om sommige economisten als verkapte socialisten aan te duiden. Zij, die tot de school van het k. willen gerekend worden, bestrijden, ofschoon zij onderling sterk van richting verschillen, de socialiseering van de productiemiddelen.
De bescherming van de vakvereenigingen door Lujo Brentano met zijn loontheorie (levensstandaardtheorie) en het optreden van Adolph Wagner over de sociale kwestie werden sterk aangevallen door H. B. Oppenheim in zijn artikel Manchesterschule und Kathedersozialismus, waarin hij verschillende hoogleeraren ervan beschuldigde, dat zij op een katheder het socialisme verkondigen.
De Hamburger Correspondent werd het orgaan der kathedersocialisten. Een vaste organisatie werd gevonden in 1873 in den Verein für Sozialpolitik, die achtereenvolgens stond onder voorzitterschap van Gneist, Nasse, Schmoller en Herkner. Buiten genoemde economisten behoorden nog tot de kathedersocialisten: Bücher, Conrad en Knapp.
Wagner trad in 1876 uit, Rodbertus, die niet wilde toetreden, noemde de kathedersocialisten: „socialisten à la suikerwater”. Wel behooren de historische school en het k. bij elkaar, maar zij mogen toch niet worden vereenzelvigd; evenmin zijn staatssocialisme en k. gelijkluidende begrippen.Lit.: Else Conrad, Der Verein für Sozialpolitik u. seine Wirksamkeit auf dem Gebiete der gewerbl. Arbeiterfrage (1906); Schriften des Vereins für Sozialpolitik (München en Leipzig); Herkner, Der Lebenslauf eines Kathedersozialisten (in: Die Volkswirtschaftslehre der Gegenwart in Selbstdarstellungen); H. B. Oppenheim, Der Kathedersozialismus (1872); d’Aulnis de Bourouill, Het Katheder-Socialisme (1878); Levy, Engelsch K. (1879); P. A. Diepenhorst, Leerb. der Economie.
I. Gesch. der economie.
M. Verhoeven.