Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Kassei

betekenis & definitie

of Cassel,

1° stad aan de Fulda, in Duitschland, hoofdstad van de Pruis, prov. Hessen-Nassau; 175 000 inw. (1933), waarvan 8,7% Kath. en 87,5% Prot. Belangrijk verkeerscentrum (vanaf K. is de Fulda reeds bevaarbaar). Industrie, o.a. locomotieven en optische instrumenten. Bezienswaardigheden zijn de St. Martinskirche (14e eeuw), het tuighuis, het Orangerieslot, (1701-’11, Barok), het slot Wilhelmstal, het Museum Fredericianum (met bibliotheek); de Gemaldegalerie bevat een der rijkste Duitsche collecties, voor een belangrijk deel Ned. meesters. De boschrijke omgeving en de mooie parken trekken veel vreemdelingen.

Comijn.

2° Gem. en kerspel (gewijd aan O. L. V. der Krocht) in Fransch-Vlaanderen, kantonhoofdplaats in het arrond. Duinkerke. Ca. 2700 inw., overwegend Kath. en Vlaamsch-sprekend. Oud-Romeinsche vesting Castellum Menapiorum. Landbouw, brouwerijen. Merkwaardigheden: het landshuis (oude zetel der Kasselrije, nu stadhuis), stadhuis (thans museum voor geschiedenis en volkskunde), O. L. V. kerk, oude kapel der Jezuïeten. Rusthuis voor oudere priesters bediend door Zusters van O. L. V. der Zeven Weeën. Kloosters: Zwarte zusters van Belle; Dochters van het Kindeke Jezus. De inwoners dragen den bijnaam „Voorvechters” naar hun rol in de Vlaamsche vrijheidsoorlogen: in 1072 versloeg hier Robrecht van Vlaanderen den koning van Frankrijk; in 1328 werd Zannekin verslagen door Philips van Valois; in 1677 werd Willem III van Oranje hier verslagen door Philips van Orleans. In 1914-’15 had generaal Foch, in 1916-’18 generaal Plumer te K. zijn hoofdkwartier.
v. Es.

< >