Koning van Zweden (1697-1718), zoon van Karel XI. *27 Juni 1682 te Stockholm, ✝11 Dec. 1718 te Frederikshald in Noorwegen. K. werd in 1697 meerderjarig verklaard en kreeg onmiddellijk te strijden met een verbond van Denemarken, Polen en Rusland, die de hegemonie in de Oostzee, in de 17e eeuw door Zweden nagestreefd, voorgoed wilden vernietigen. K. dwong den Deenschen koning tot een spoedigen vrede (8 Aug. 1700); versloeg daarna de Russen onder Peter den Grooten bij Narwa (20 Nov. 1700) en wendde zich toen tegen Augustus II van Saksen-Polen, dien hij dwong tot den vrede van Altrannstädt (24 Sept. 1706).
K. bleef op het Saksische land, terwijl Peter de Groote zich rustig kon herstellen. Als de Zweedsche koning Rusland opnieuw bestrijdt, wordt hij door de Russen verslagen bij Poeltawa (8 Juli 1709). Op Turksch grondgebied gevlucht, wordt K. na een reeks van avonturen door de Turken gevangen gezet (12 Febr. 1713) en weer vrijgelaten op het bericht dat al zijn vijanden rondom de Oostzee opnieuw tegen hem opstaan en Zweden aanvallen.
In 16 dagen rijdt hij te paard vanuit Moldavië dwars door Hongarije en Saksen naar Straalsund en vandaar naar zijn land, dat hij in al die jaren niet heeft gezien. In 1718 viel K. de Denen weer aan en sneuvelde bij de verkenning der grensvesting Frederikshald, wellicht door een verraderlijken kogel van een landgenoot. Zijn dood beteekende het einde der Zweedsche grootmacht.
Als zuiver tragische persoonlijkheid staat K., de „Noordsche Alexander”, als man van vurigen hartstocht en van een streng sober soldatenleven roemvol in de geschiedenis. v. Gorkom.Lit.: behalve de Zweedsche: Voltaire, Hist. de Charles XII (2 dln. 1731; in verkorte uitg. nieuw gedrukt 1927); Bain, Ch. XII and the collapse of the Swedish empire (1896); Browning, Ch. XII of Sweden (1898).