Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Kapiteel

betekenis & definitie

Bovenste lid van een dragend constructiedeel als zuil, kolom of pijler, dat den overgang vormt naar het daarop rustende deel, de architraaf of boog. Het brengt in de verschillende bouwstijlen dezen karakteristieken overgang tusschen „kracht” en „last” door zijn vorm min of meer duidelijk tot uitdrukking. Het oudste en eenvoudigste k. is de ronde of vierkante schijf; later wordt het zinrijker en meer aangepast aan de functie, de vierkante dekplaat (abacus) blijft daarbij gewoonlijk bewaard.

Zoo wordt in de Grieksch-Dorische orde, evenals trouwens bij het nog oudere Myceensche k., onder dezen abacus een kussenvormige schijf geschoven, de echinus; het Jonische k. heeft het zgn. volutenkussen, dat in de elastische vormen der opwaarts veerende voluten het dragend vermogen verzinnebeeldt. Ditzelfde wordt tot uitdrukking gebracht door de dierfiguren der Perzische k. Soms wordt de functie iets minder nadrukkelijk vertolkt, en spreekt deze uit het veerkrachtig beloop der lijnen, vooral wanneer daarbij plantenmotieven worden toegepast, zooals bijv. aan Egyptische, Corinthische en middeleeuwsche k. (zie ook → Composietkapiteel).

Bij niet dragende gedenkzuilen, zooals de Indische lat’s of stambha’s, heeft het k. alleen een bekronende functie. Aan Chineesche zuilen ontbreekt merkwaardigerwijze het kapiteel. v. Embden

< >