[van de kap(mantel) van St. Martinus, die door de Frankische koningen onder tenten werd bewaard en aan „kapelaans” was toevertrouwd],
1° een kleine ruimte, bestemd voor godsdienstoefeningen, vooral tot het lezen der H. Mis;
a) als deel eener grootere kerk;
b) op zichzelf staande in steden, op het land en op kerkhoven;
c) → oratorium (C.I.C. can. 11881196) als deel van een klooster, instelling of privaatwoning of op kerkhoven.
Het verschil met de kerk bestaat vooral daarin, dat de k. niet op de eerste plaats bestemd is voor het geheele volk, maar voor een bepaalde groep personen. Onderscheiden in:
a) openbare k., voor een gemeenschap of voor privaatpersonen opgericht, maar zoo, dat rechtens blijkt, dat alle geloovigen daar toegang hebben, ten minste gedurende de godsdienstoefeningen;
b) halfopenbare k., bedeplaatsen van een communiteit of van een bepaalde groep personen, met verlof van den bisschop opgericht: iedereen kan er geldig mis hooren;
c) huiskapellen, bedeplaats van een familie of bepaald persoon; de huiskapel van kardinaal of bisschop heeft de rechten der halfopenbare kapel. Het voornaamste recht der huiskapel is, dat er elken dag één H. Mis kan worden opgedragen, behalve op de hoogste feestdagen, en dat degenen, die in het indult vermeld staan, er geldig mis kunnen hooren. In huiskapellen mogen geen andere godsdienstoefeningen plaats hebben. Drehmanns
2° Pauselijke Kapel, plechtige godsdienstoefening, waarbij de paus en het pauselijk hof tegenwoordig zijn (in tegenstelling met kardinaalskapel, waarbij alleen het H. College der kardinalen tegenwoordig is). Daartoe worden door den opperceremoniemeester in naam van den paus opgeroepen de kardinalen, patriarchen, aartsbisschoppen en bisschoppen en verdere hoogwaardigheidsbekleders, zoowel geestelijken als leeken, die in Rome resideeren of toevallig daar zijn. De hofkapelaans en kamerheeren worden niet opgeroepen, omdat zij uit hoofde van hun ambt bij die plechtigheden moeten tegenwoordig zijn. Door Sixtus V in 1586 ingesteld, hadden zij plaats in de verschillende kerken der stad. Hun aantal verminderde of vermeerderde met den tijd. Voor 1870 waren er 45. Daarna tot een minimum teruggebracht, zijn ze na 1929 weer eenigszins uitgebreid, maar nog niet in de kerken der stad. Drehmanns