Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 15-08-2019

Kalium

betekenis & definitie

of kali, chemisch element, symbool K, rangnummer 19, atoomgewicht 39,1, in de eerste kolom van het periodiek systeem thuishoorend, met lithium, natrium, rubidium en caesium een natuurlijke familie uitmakend, in welke het met de beide laatste weder een ondergroep vormt. In vrijen toestand een metaal met sterk reflecteerend vermogen (witter dan zilver), smeltpunt 62,3°, kookpunt 760°, s.g. 0,86, met zeer sterke chemische affiniteit tot alle nietmetalen.

Het werken met k. is daarom moeilijk en gevaarlijk (➝ Natrium). Met de meeste metalen vormt het legeeringen, zoo met natrium eene, welke bij gewone temp. vloeibaar is, in uiterlijk op kwik gelijkend, maar soortelijk veel lichter.

K., in zijn verbindingen steeds éénwaardig, komt in de natuur uitsluitend in gebonden toestand voor; naar veelvuldigheid is het in de aardkorst met 2,6 % het 7e element, voorafgegaan door zuurstof, silicium, aluminium, ijzer, calcium en natrium. Het komt vooral voor als ➝ veldspaat.

Bij verweering van gesteenten gaat k. wel in oplossing, maar wordt door den humus vastgehouden, in tegenstelling tot natrium. Daardoor bevatten alle natuurlijke wateren veel meer natrium dan kalium.

In de zee is deze verhouding bijv. 35 : 1, zoodat het winnen van k. uit zeewater bijna nooit loonend is. Ook in het mineraalrijk zijn bij het droogdampen van binnenzeeën slechts onder uitzonderlijke en nog onbekende omstandigheden de kaliumzouten behouden gebleven; zoo bij Stassfurt, in de Elzas, Spanje (Suria), Polen en in den Oeral.

K. komt hier voor als ➝ kainiet, sylvien, carnalliet.In zijn verbindingen is k. een zeer sterk basisvormend element. Behalve door hun waarde als kunstmest (zie onder) worden vele kaliumverbindingen bij voorkeur boven die van natrium (welke hen nochtans door hun goedkoopte meer en meer verdringen) gebruikt, omdat zij gemakkelijker kristalliseeren en minder hygroscopisch zijn. Dit geldt bijv. voor het bichromaat, het bromide, het chloraat, het jodide, het perchloraat, het permanganaat en het persulfaat. Van deze worden het bromide en jodide in de geneeskunde gebruikt; de overige vinden toepassing om hun oxydeerende en daardoor ook ontsmettende werking.

K. is voor planten en dieren onmisbaar, maar wat hiervan de diepere physiologische grond is, is vooral voor de dieren nog geenszins opgehelderd. Dikwijls is reeds het vermoeden uitgesproken, dat de zwakke radioactiviteit van het element hier het alles bepalende zou zijn. Tot nu toe ontbreekt voor deze hypothese echter elk bewijs.

Gebruik in den landbouw.

Voor een normale ontwikkeling der plant is kalium onontbeerlijk. Kaligebrek leidt tot stoornis in de vorming en verplaatsing van koolhydraten, tot verlaging van het zetmeelgehalte bij aardappels, het suikergehalte bij bieten en het hl-gewicht bij granen. Door onvoldoenden opbouw van versterkingsweefsel in den halm gaan de granen bij een te kort aan kalium eerder legeren; het slapper worden der plant heeft grootere vatbaarheid voor zwamziekten ten gevolge. Bladluizen bezoeken bij voorkeur kali-arme planten, zoodat kaligebrek de verbreiding der virusziekten, vooral bij aardappels, in de hand werkt. Uiterlijk verraadt de plant een tekort aan kali bij de voeding door typische verkleuring vooral van de bladeren (o.a. bronskleuring bij aardappels, witte stippen bij roode klaver en lucerne, randjesziekte bij aalbessen en appelboomen).

Met uitzondering van de zware kleigronden bevatten de meeste gronden van nature onvoldoenden voorraad gemakkelijk opneembare kali. Toevoer door middel van stalmest, gier of kunstmeststoffen is dan voor het verkrijgen van een goede opbrengst van goede kwaliteit noodzakelijk. Om eenig inzicht te verkrijgen in de kalibehoefte der zand- en dalgronden, kan men door het Bedrijfslaboratorium voor Grondonderzoek te Groningen aan een monster van deze gronden het kaligetal laten bepalen.

In de kunstmeststoffen, welke vnl. voor kalibemesting gebruikt worden, komt de kali in in water oplosbare verbindingen voor. De waarde hangt af van het kaligehalte alsmede van het gehalte aan chloor en natron. Hiermede in verband deelt men de kalizouten in drie groepen in:

1° meststoffen met een laag kaligehalte, die veel chloor en veel natron bevatten (kali als kaliumchloride, KCl);
2° meststoffen met een hoog kaligehalte, die veel chloor en weinig natron bevatten (kali als kaliumchloride);
3° gezuiverde kalimeststoffen, die zeer weinig chloor en zeer weinig natron bevatten.

Voor planten, welke gevoelig zijn voor chloor (➝ Chloorbeschadiging), worden de gezuiverde kalimeststoffen of kalizout 40 % (dan nog liefst tijdig voor het zaaien of poten) aangewend. Groote hoeveelheden kalizouten van laag gehalte (met veel natron) maken vooral kleigrond korstig, doen veel kalk uitspoelen en geven aanleiding (door hun groot natriumgehalte) tot uitspoeling van kali. Ook kan kiembeschadiging optreden. Bieten, vlas en hennep schijnen overigens door chloor gunstig in hun groei beïnvloed te worden. Voor veenkolonialen grond is aangetoond, dat een te veel aan kali voor aardappels nadeelig kan werken, vooral op het zetmeelgehalte.

Gewassen, die veel kali behoeven, zijn o.a. aardappelen, bieten, peulvruchten, klavers, kanariezaad, spinazie, kool en gerst. Zie ook ➝ Kainiet.

< >