Larve van de kaasvlieg (Piophila casei), welke behoort tot de orde der Diptera, fam. der Sepsidae. Deze legt een dertigtal eieren op een stuk kaas; de uitkomende larven boren zich in de kaas en voeden zich daarmee.
Deze „kaasmaden” zijn 8 mm lang, glanzig wit, en hebben een spits achterlijf; buiten de kaas kunnen zij zich voortbewegen door sprongen, die tot stand komen door plotselinge strekking van het gebogen achterlijf. Zoo zoeken zij ook een plekje om zich te verpoppen.
Uit de pop komt een 4-5 mm lange slanke vlieg, die zwart is met geel-roode kop en pooten. In den loop van één jaar kunnen zich meerdere generaties ontwikkelen.
De maden komen ook in ham voor; als zij in het menschelijk lichaam geraken, kunnen zij door hun bewegingen den darmwand verwonden.M. Bruna.