Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 15-08-2019

Jutta

betekenis & definitie

1° (Ook: Ivetta) Zalige, Cisterciënserin. ✝ 13 Jan. 1228 te Hoei. Na een vijfjarig huwelijk weduwe geworden met drie kinderen, wijdde zij zich aan werken van naastenliefde in de leprozerij van Hoei, later trok zij zich terug in een kluis bij een der kerken aldaar, waar zij door gebed- en wondergaven bekend werd.

Feestdag 13 Januari. Feugen. Lit.: Acta S. S. Jan. (II); P. F. X. de Ram, Hagiographie Belge (I 1864); E. v. Wintershoven, Recluseries et Ermitages dans l’ancien diocèse de Liège (1905).2° Zalige, kluizenares bij de abdij der Benedictijnen op den Disibodenberg (in de Rijn-Palts). ✝ 22 Dec. 1136. De H. → Hildegardis dankt aan haar haar kloosterlijke vorming. Feestdag 22 December.

Lit. : Annales S. Disibodi, in Mon. Germ. Script. (XVII); Anal. Boll. (1908).

< >