Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Justus van Maurik

betekenis & definitie

Ned. tooneelschrijver en novellist. * 16 Aug. 1846 te Amsterdam, ✝ 18 Nov. 1904 aldaar. Op de tabaksfabriek van zijn vader, waar ook hij voor bestemd was, leerde hij het Amsterdamsche volk door en door kennen. Hij is een der weinigen geweest, die de Amsterdamsche psyche hebben verstaan en in een sterken letterkundigen vorm hebben uitgebeeld.

Hij deed dit in voordrachten door het geheele land, in novellen, schetsen en tooneelstukken, in feuilletons in het dagblad De Amsterdammer; met de Koo was hij ca. 20 jaar hoofdredacteur van het weekblad De Amsterdammer (de Groene), later met den teekenaar M. Johan Braakensiek. In 1896-’97 maakte hij een reis naar Ned.-Indië.Werken: Tooneelstudiën (41886) ; Een bittere pil; De buren; Janus Tulp; Fijne beschuiten. Novellen: Uit het Volk ; Van allerlei slag ; Met z’n achten ; Burgerluidjes; Krates ; Indrukken van een Totok.

Lit.: Levensber. Mij. d. Ned. Letterk. (1905) ; J. ten Brink, Gesch. d. Ned. Lett. (21902) ; L.

Simons, Drama en Tooneel (V 1932). Piet Visser

< >