Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 15-08-2019

Jup(p)iter

betekenis & definitie

(= waarsch. „Licht-vader”), oorspronkelijk een Oud-Italische natuurgod, dan in de mythologie de zoon van Saturnus (de Gr. → Cronus). De hoogste god der Romeinen, de almachtige en goede.

Hij verwekt donder en bliksem, regen en zonneschijn, storm en onweer, beschikt over het lot der stervelingen en openbaart zijn wil door hemelteekenen, orakels en vogelvlucht.Sinds de 6e eeuw v. Chr. werd hij geheel met den Gr. Zeus vereenzelvigd. Als I. O. M. (= Iupiter Optimus Maximus, de algoede en almachtige,) was hij de eigenlijke Rom. rijksgod. De wereldheerschappij van Rome stond onder zijn bijzondere hoede. Rome’s legers hield hij van de vlucht terug en voerde hij ter overwinning. Met Juno en Minerva werd hij op het Capitool vereerd. Hij werd vaak afgebeeld, den bliksem slingerend of rijdend op zijn vierspan.

Bijnamen: Fulgur (= God van den bliksem), Tonans (Donderaar), Pluvius (Regenzender), Liber (Vruchtbaarmaker), Dapalis, Epulo (Voedselschenker), Stator (Schenker van standvastigheid), Terminus (Beschermer van de grenzen), Victor (Brenger van de overwinning), Conservator, Custos, Redux, Sospitor (Die den keizer behouden terugbrengt).

Als Latiaris is hij de god van den Lat. Bond. Heilige dagen, hem gewijd, zijn de Iden. Zijn offerpriester is de flamen Dialis. Offerdieren zijn witte stieren en lammeren. De ludi romani waren als nationale spelen hem gewijd. Attributen zijn arend, schepter en bliksem. Weijermans.

< >