1° Jules Théodore Louis, Fransch liedjesdichter. * 1855 te Parijs, ✝ 1897 aldaar. Debuteerde in 1881 in den „Chat-Noir”.
Schepper van het realistisch, rauw-satirisch lied, meestal in „argot”. Bestuurde een tijdlang het „Cabaret des Décadents”.
Trok hevig te velde tegen het Boulangisme. Er zit gang in zijn liederen, die vol zijn van echt Parijschen straat- en spot-geest.Werken: Les Chansons de l'année (18S8); Chansons de Bataille (1889); La Muse à Bibi (1892); La Chanson des Joujoux (1889); Les Refrains du Chat Noir.
Willemyns.
2° Victor Joseph Etienne, bijgenaamd: de Jouy, Fransch letterkundige. * 12 Sept. 1764 te Jouy, ✝ 4 Sept. 1846 te Saint-Germain-en-Laye. Zeer bewogen militair bestaan, o.m. in Fransch, Guyana. Verdacht van royalisme, week hij uit naar Zwitserland. Was na 1830 gedurende enkele dagen „maire” van Parijs; vervolgens conservator van het Louvre. Sinds 1815 lid van de Fransche Académie.
Voorn. werken. Tragedies: Bélisaire (1818); Sylla (1824). Talrijke libretto’s: o.m. Fernand Cortez (1809); Les Bayadères (1810); Les Abeneérages (1813); Moïse (1827); Guillaume Tell (1829). Romans: L’hermite de la Chaussée d’Antin (1812-’14); L’hermite de la Guyane (1816); L’hermite en province (1924).
Willemyns.