Historicus. * 17 Aug. 1817 te St. Michiels-Brugge, ✝ 2 April 1891 aldaar. Begon reeds in 1837 zijn geschiedk. navorschingen te Brussel, Parijs, Londen, enz.; wijdde zich aan het uitgeven van bronnen van de nationale geschiedenis, nl.
Chastelain, Commines, Froissart, de Vlaamsche Kronieken en de diplomatieke briefwisseling met Engeland. Zijn hist. werken over de geschiedenis van Vlaanderen en van de Bourgond. Nederl., de omwenteling der 16e eeuw, Maria Stuart enz., onderscheiden zich door de levendige en aanschouwelijke voorstelling, maar niet altijd door onpartijdigheid.
Hij is een der beste Belg. geschiedschrijvers van de romantische periode. Lid van de Kon. Academie (1850), van de Comm. royale d’histoire (1865), van de Kamer der Vertegenwoordigers (1861) en minister van Binnenl.
Zaken (1870).Lit.: P. Henrard, Notice, Annuaire de l’Acad. roy. de B. (1894, 295, met voll. bibliogr.). Willaert