1° Henry Arthur, Eng. tooneelschrijver. * 20 Sept. 1851 te Grandborough, † Jan. 1929 te Hampstead. Hoewel hij streefde naar een meer reëele levensweergave op het tooneel, zijn zijn spelen, hoe pakkend van intrigue ook, zeer vaak melodramatisch.
Hij keert zich vooral tegen de huichelachtigheid der menschen en der zoogenaamde vromen, maar is niet altijd van overdrijving en willekeur vrij te pleiten.Voorn. werken: A Clerical Error (1879); The Silver King (1882); Saints and Sinners (1884); The Case of Rebellious Susan (1894); The Liars (1897); The Hypocrites (1906); The Lie (1915). — Lit.: B. A. Clark, Brit. and Amer. drama of Today (1915). J. Panhuijsen.
2° Inigo, Eng. architect, soms genoemd de Engelsche Palladio. * 15 Juli 1573 te Londen, ✝ 21 Juni 1651 aldaar. Ging naar Italië, om zich op het landschap-schilderen toe te leggen. Zijn voorkeur ging echter spoedig op de bouwkunst over. In 1604 door Christiaan IV naar Denemarken genoodigd, zou hij de plannen voor de koninklijke paleizen te Rosenborg en Frederiksborg ontworpen hebben. In 1605 kwam hij naar Engeland, waar hij tot hof-architect werd aangesteld, en zeer vermaard werd als ontwerper van de dikwijls zeer kostbare en somptueuze decors voor de → masques. Hij kwam evenwel in botsing met Ben → Jonson, den beroemden schrijver van vele dier masques, die hem dikwijls het mikpunt van zijn spot maakte. Na den burgeroorlog verviel J. tot armoede.
Lit.: W. J. Loftie, I. J. and Wren, or the Rise and Decline of Modern Arch. in Engl. (1898). F. Visser.
3° John Paul, Amerikaansch kaper. * 6 Juli 1747 te Kirkblan (Schotland), ✝ 18 Juli 1792 te Parijs. Verscheen Oct. 1779 met eenige buitgemaakte Eng. schepen op de reede van Texel. Voor de Republiek werden daardoor de hangende moeilijkheden met Engeland, dat zijn verwijdering en de uitlevering der prijzen verlangde, nog vergroot. Tot 27 Dec. bleef J. voor Texel liggen en werd bij bezoeken in Amsterdam en Den Haag als held en bondgenoot toegejuicht.
De naam van J. leeft nog voort in het kinderliedje „Daar komt Pauwel Jonas aan; ’t is zoo’n aardig ventje”. J. D. M. Cornelissen.
4° Robert, Eng. luitvirtuoos. * ca. 1570. J. behaalde in 1597 baccalaureaat in muziek te Oxford. Met Rosseter en Campion een der eerste vertegenwoordigers van den monodischen stijl in Engeland.
5° Sir William, philoloog. * 29 Sept. 1746 te Londen, ✝ 27 April 1794 te Calcutta. J. studeerde te Harrow en Oxford en had zich reeds op 22-jarigen leeftijd een naam gemaakt als vertaler van Perzische en Arabische werken alsook door talrijke in het Fransch, Engelsch en Latijn geschreven verhandelingen. Na zijn juridische studiën voltooid te hebben, vertrok hij in 1783 naar Indië, waar hij als rechter bij het Opperste Hof te Calcutta werkzaam was. Hij legde zich toe op de kennis van het Sanskrit, stichtte de Asiatic Society te Calcutta, vertaalde o.a. Sakoentala van → Kâlidâsa (1789) en arbeidde tevens aan een codificatie van het Hindoesche en Mohammedaansche recht. Met → Colebrooke is J. een van de pioniers in de Indische philologie.
Lit.: The Works of Sir W. J. (Londen 1806); Windisch, Gesch. d. Sanskrit-Philologie (Grundr. d. indo-arischen Philologie, I). Mansion