Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 14-11-2019

John Radecker

betekenis & definitie

Beeldhouwer. * 5 Sept. 1885 te Amsterdam. De beste, meest gevoelige en geschakeerde kunstenaar van de moderne Amsterdamsche beeldhouwersschool, die in en na den Wereldoorlog opkwam.

Kwam als veertienjarige knaap in de werkplaats bij zijn vader, die modelleur en beeldhouwer van allerlei stijlversiering was. Als jongeman kende hij alle knepen van het vak en was hij met alle materialen vertrouwd.

Op de Rijksacademie werkte hij maar één maand, onder leiding van Bart van Hove, verder bekwaamde hij zich zelf. Wel heeft hij vier jaar de avondteekenklas gevolgd, overdag ging hij buiten schilderen.

Behalve in de hoofdstad, heeft hij gewoond te Blaricum, Apeldoorn en Groet. Bremmer was de eerste, die op het belang van dit talent wees.

Het sterke, mysterieuze expressionisme van zijn betonnen mannetjes (Neanderthal-type heeft men het genoemd) en zijn vrouwenfiguren met de duistere uitdrukking op de breede gelaten verwekte opzien en ook bij velen waardeering. Hij maakte talrijke vrouwenfiguren, zelfportretten in hout, paardjes, kop van St.

Jan den Dooper, portret van Harm Smeenge. Rumoer ontstond om zijn Tooropmonument te Den Haag.

Omstreeks 1934 maakte R. zich langzaam los uit de deformaties van zijn eersten tijd, het werk wordt meer natureel en klassicistisch, de vormen zijn sterker in de ruimte gevoeld. R. is ook een goed schilder (portretten, clowns) en een bijzonder verfijnd teekenaar.

Onbeslist is op dit oogenblik de vraag of hij (dan wel Wezelaar) zal worden aangewezen voor het maken van het Scheepvaartmonument te Rotterdam. Engelman.Lit.: Bremmer, De beeldhouwer Radecker (1926).

< >