Eng. dichter. * 31 Oct. 1795 te Londen, † 23 Febr. 1821 te Rome. Na een jeugd van veel lezen, vooral mythologische verhalen, ging K., in 1810 wees geworden, naar Londen in de leer bij een chirurg. Het lezen van Spenser’s Fairie Queen inspireerde hem tot de eerste proeven van dichtkunst.
Zijn liefde ging uit naar het tijdvak van koningin Elisabeth, maar zijn eerste verzen (On Death 1814, enz.) waren nog in den typischen 18e-eeuwschen stijl. Zijn eigen persoonlijkheid treedt het eerst naar voren in het beroemde sonnet: On First Looking into Chapman’s Homer. Dan krijgt Leigh Hunt een grooten invloed op hem.
De volgende gedichten zijn de onmiskenbare herauten van een nieuwen tijd. Maar zijn sonnetten en de dichtbundel van 1817 vinden nog slechts weinig waardeering en worden zelfs zeer ongunstig beoordeeld in Blackwood en de Quarterly Review. Dit was een harde slag voor den idealist, die K. was, maar was toch niet, zooals veel beweerd werd, de oorzaak dat zijn gezondheid begon te kwijnen.
De symptomen, die zich toonden, wezen op tering, hetgeen den dichter drong herstel te zoeken in een reis naar het Lake-district en naar Schotland; baat gaf dit niet. In 1820 verscheen: Lamia and Other Poems (waaronder Isabella, Eve of St.
Agnes, Hyperion, en de oden op de Nightingale en de Grecian Urn).
Deze bundel vond een warm onthaal in het invloedrijke tijdschrift The Edinburgh Review. Ondertusschen was Keats’ gezondheid aanmerkelijk verslechterd en leed hij onder geldelijke zorgen en een hopelooze liefde. In 1821 aanvaardde hij de reis naar Italië, waarvan hij niet terugkeeren zou; na smartelijk lijden stierf hij te Rome en werd daar op het Prot. kerkhof begraven.
Keats’ persoonlijkheid werd door velen misbegrepen, tot R. M. Milnes in Life and Letters zijn karakter in een beminnelijk daglicht stelde.
Keats’ politieke inzichten waren liberaal, zijn godsdienstige vaag en onbestemd; zijn poëzie kenmerkt zich door subjectiviteit, oorspronkelijke beeldspraak, weelderige beschrijvingen en melodieuzen versbouw. Drijfveer voor zijn kunst was een innige liefde voor het „schoone” en had ook die „schoonheid” voor eenig doel.
Keats’ invloed op de Ned. letteren (Tachtigers, Perk enz.) is welbekend. Uitg.: H.
B. Forman, Poëtica! works etc. (4 dln. 1883 vlg.).Lit.: S. Colvin, K., in The Engl. Men of Letters serie (1887); Fausset, K., a Study in Development (1922); H. W. Garrod, J. K. (1926); M.
R. Ridley, Keats’ Craftmanship (1933); B. I. Evans, K. (Londen 1934); Weller, Autobiogr. of J. K. (Londen 1934).
F. Visser.