Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Johannes van Vloten

betekenis & definitie

Ned. letterkundige, predikantszoon. * 18 Jan. 1818 te Kampen, ♰ 21 Sept. 1883 te Haarlem. Stud. in godgeleerdheid en letteren te Leiden, dr. in de theologie in 1843. Leeraar te Rotterdam (1842-’46), waarna opnieuw studie te Leiden en in 1854 hoogleeraar in de Ned. letteren aan het Athenaeum te Deventer. Aldaar naar aanleiding eener rectoraatsrede in 1867 ontslagen, vestigde hij zich te Bloemendaal en nadien te Haarlem.

Man van groote gaven, toegerust met een geweldige arbeidskracht, was hij een baanbreker en wegwijzer in vele richtingen. Van grooten invloed op het geestelijk leven dier dagen, is hij in dezen naast den door hem fel bestreden Multatuli te plaatsen. Scherp critisch vermogen en fijne speurzin waren hem eigen. Naast bouwer was hij echter in niet mindere mate slooper, waardoor hij zich veel vijanden maakte.

Van 1865 tot 1875 had hij in De Levensbode een eigen tijdschrift, terwijl sedert 1874 onder zijn leiding De Ned. Kunstbode verscheen. Naast zijn vele boek-uitgaven, waarvan hieronder slechts de voornaamste genoemd worden, schreef hij vele artikelen in tijdschriften, jaarboeken, enz.Voorn. werken: Het Ned. Kluchtspel van de 14e-18e eeuw (3 dln. 1854); Nederlands Opstand tegen Spanje (1856); uitgave der Gezamenlijke Werken van Cats (1855-’62), Vondel (1863-’66), Onno Zwier van Haren (1871-’73); Bloemlezing uit Bilderdijk (1868); Ned. Dichters en prozaschrijvers der 17e eeuw (1869, 1870); idem der 18e eeuw (1871); in het Pantheon uitgaven van Luiken, Camphuysen, Huyghens, van Haren, Revius, Stalpert v. d. Wielen, Wolff-Bekker, van Effen, Vondel.

Lit.: Kalff, Gesch. der Ned. Letteren (VII); Te Winkel, Ontwikkelingsgang (2VII); Mees-Verwey, in Nw. Ned. Biogr. Wbk. (VIII). Vermeeren.

< >