Praemonstratenser. * 1549 te Eger, † 2 Nov. 1622 te Praag. L. werd in 1575 Norbertijn van Tepl, en trad zoowel in het klooster als in de omgeving hervormend op tegen het veldwinnend Protestantisme. In 1578 werd hij prior van Strahov, dat hij van den ondergang redde en vanaf 1586 als abt bestuurde.
De ordesgeneraal, J. Despruets, benoemde hem in 1587 tot zijn plaatsvervanger voor de circarieën (abdij-groepeeringen) van O.-Eur. Van de buitengewone volmachten door den generaal verleend, maakte hij resoluut gebruik, zoodat hij terecht geprezen wordt als de tweede stichter der Orde in Bohemen en Moravië.
De aartsbisschop van Praag koos hem tot zijn opvolger (1612). Bekend is zijn optreden tegen de Protestanten, die in Klostergrab een kerk wilden bouwen. In 1618 werd hij uit Bohemen verbannen, doch gastvrij door den keizer te Weenen opgenomen.
Na den slag bij den Witten Berg keerde hij naar Praag terug, om te werken aan den heropbouw van zijn aartsbisdom en het afschaffen van den leekenkelk (het uitreiken der H. Communie onder beide gedaanten.Lit.: K. Pichert, Joh. Lohelius, in Analecta Praemonstratensia (31927). Th. Heijman.