Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 15-08-2019

Johan Barthold Jongkind

betekenis & definitie

Ned. landschapschilder en etser; * 3 Juni 1819 te Latdorp (Ootmarsurn), ✝ 15 Sept. 1891 te Cöte-S.-André (Isère). Leerling o.a. van A.

Schelfhout en van E. Isabey te Parijs.

Woont en werkt afwisselend in Frankrijk en in Holland (omgeving Dordrecht). J.’s vroege werken verraden met hun romantische stemming en zwaar koloriet den invloed van Schelfhout; de aquarellen daarentegen vertoonen een frisscher kijk op de natuur en meer vlotheid.

Onder invloed van Isabey, Corot, Bonington wordt J.’s ets luchtiger en spontaner. Op den overgang naar deze meer impression. opvatting staan J.’s beroemde maanlandschappen (vanaf 1852).

In de latere landschappen, die J., naar buiten vervaardigde teekeningen en aquarellen, op zijn atelier ontwierp, overwint J. de Romantiek volkomen en komt tot een zuiver picturale opvatting, welke geheel impressionistisch is. J. heeft enkele fraaie etsen nagelaten, waaruit hetzelfde gevoel voor atmosfeer spreekt, dat zijn latere schilderijen kenmerkt.

Terecht wordt J. zoowel onder de Fransche als de Hollandsche schilders tot de eerste impressionisten gerekend. De Holl. musea, het Louvre en vele andere musea bezitten stalen van zijn kunst.Lit.: Et. Moreau-Nélaton, J. raconté par lui même (Parijs 1918). Korevaar-Hesseling

< >