Econoom, voorvechter van publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie. * 26 Jan. 1886. Sinds 1914 privaatdocent, sinds 1918 hoogleeraar aan de Techn. Hoogeschool te Delft. Sinds 1919 lid van den Hoogen Raad van Arbeid en sedert 1921 voorzitter van het bestuur der Centrale Onderlinge Bedrijfsvereeniging voor ziekteverzekering.
Bewoog zich ook op politiek terrein als lid Provinciale Staten en Tweede Kamer. Veelzijdig publicist met zelfstandige meeningen, die doorgaans tot vruchtbare discussie aanleiding kunnen geven. Van zijn vele publicaties noemen we met name: Arbeidsloon (diss. 1910), verscheidene praeadviezen, w.o. voor de Kath. Wetensch.
Vereeniging, de bekende Beiaard-studie van 1923 over Struycken, monographieën over Nolens, Schaepman, Beysens, Brom, Ariëns, Moller, Raaymakers, den bundel: Medezeggingschap en Bedrijfsorganisatie (1931). Voorts werkt(e) hij mede aan een 14-tal dag- en periodieke bladen (o.a. Kroniek in Roeping). Keulemans.